Gedaan te ’s Gravenhagein het zeeduin bij Scheveningen,
ten dage en jare als voren, bij de plegtige onthulling der
Gedenknaald, in tegenwoordigheid van eene aanzienlijke
schare genoodigdenafgevaardigden en leden van de
Plaatselijke Commission, en ten aanschouwe eener ontel
bare menigte belangstellendenvan eiken rang en stand
venhageuit blaauwen Escauzijnschen hardsteen, op eene
uit den vasten zandbodem, over een vlak van acht Neder-
landsche ellen in het vierkantin sterken tras aangelegde
fundering, wier bovenvlak zes Nederlandsche ellen in het
vierkant beslaat; voorts heeft hel grondvlak aan den
regtstand vijf Nederlandsche ellen en tien duimen, de
eigenlijke Naald tien Nederlandsche ellen en twintig dui
men hoogte en is haar afgeknotte punt versierd met een
koperen vergulden bal van zeventig Nederlandsche duimen
doorsnedezoodal het ligchaam in zijn geheel eene hoogte
heeft van zestien Nederlandsche ellen. Langs het voetstuk
is uil dezelfde steensoort een stoep gelegdomsloten
met een hekwerk van geslagen ijzer op afzonderlijke
funderingen.
De overdragt heeft plaats onder dit éénig, doch uit
drukkelijk beding, dat de Gemeente 's Gravenhage, den
eigendom aanvaardende, tevens aanvaardt de verpligting,
om de Gedenknaald en al hetgeen daartoe behoort, in
den tegenwoordigen slaat te onderhouden en voor hunne
beveiliging en bewaring steeds de meeste zorg te dragen
en te doen dragen, opdat dit gedenkteeken tot in lengte
van jarenaan het late nageslacht getuigenis moge geven
van de dankbaarheid des Volks, ter gelegenheid van het
halve eeuwgetijde van Nederlands herstelde onafhanke
lijkheid wegens den behouden en zegenrijken terug
keer van Oranje op den dertigsten November achttien
honderd dertien.
1611