VERSLAG omtrent den staat der Koninklijke Muzijkschool in 1865. Bijlage W. Het bij beschikking van den llden December jl. door Uwer Excellence's ambtsvoorganger vastgestelde nieuwe Reglement voor de Koninklijke Muzijkschool legt in art. 11 aan de Commissie van Toezigt de verpligting opjaarlijks een verslag aangaande den staat, de verrigtingen en de geldmiddelen der school aan den Minister van Binnenlandsche Zaken in te dienen. Het jaar 1865 over hetwelk wij ter voldoening aan dat voor schrift ons eerste Verslag aan Uwe Uxcellentie aanbieden, is voor de Muzijkschool een tijdperk van overgang geweest, waarin hare inrigting aan eene herziening onderworpen en in sommige op- zigten gewijzigd werd. Wij meenen onze taak te moeten be ginnen, met hieromtrent in eenige bijzonderheden te treden. Kort na den aanvang van het afgeloopen jaar onderging de Muzijkschool een verlieshetwelkschoon sedert eenigen tijd voorziendaarom niet minder gevoelig was. De Heer J. M. Lubeck, sedert de oprigting der school in 1826 als Directeur aan haar hoofd geplaatsten wiens uitnemende verdiensten als zoodanig te algemeen erkend zijn dan dat het noodig zou wezen hier op nieuw daarover uit te weiden, werd den 7den February aan zijnen werkkring ontrukt. Reeds bij beschikking des Ministers van Binnenlandsche Zaken van den 21sten February 1865werd in zijne plaats tot Directeur benoemd de Heer W. F. G. Nicolaï, sedert 1853 leeraar voor het Orgel en de Theorie bij de school. In omstandighedenwaarmede die benoeming gepaard ging vonden vier leden der Commissie van Toezigt, de Heeren L. E. Graaf van Bylandt, W. J. C. Ridder Huyssen van Kaitendyke, Mr. W. N. Lantsheek en Mr. W. P. C. Knuijse de Meij,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1865 | | pagina 268