volkscholen, waardoor de eerste grond voor de muzijkale vorming
behoorde gelegd te wordenis het over het algemeen nog niet
gunstig gesteldde kinderendie in de koorgezangklassen der
Muzijkschool worden opgenomenhebben in de stadsscholen door
gaans zoo weinig van de eerste beginselen en van den zang ge
leerddat zij van meet af moeten beginnen. Niet beter is de
toestand wat het instrumentale betreft. De ouders zijn in den
regel èn niet genoeg van liet gewigt der zaak doordrongen èn te
weinig bemiddeld om aan hunne kindeien een goeden meester te
gevenzij zoeken bovenal iemand die zijne lessen om niet aan
biedt of daarvoor luttel gelds vordert, en vallen meestal in handen
van liedendie niet tot het geven van onderwijs behoorden te
worden toegelaten. De ondervinding leert dan ook dat de jonge
liedendie zich ter opname aan de Muzijkschool aanmelden als
reeds eenige vorderingen op een instrument gemaakt hebbende
met weinig uitzonderingen zeer slecht onderlegd zijn en verkeerde
hebbelijkheden aangenomen hebbendie of nooit of niet dan ten
koste van veel moeite en tijd weder afgeleerd kunnen worden
zij zijn dus eigenlijk van ongunstiger conditie dan degenen die
nog geheel niets geleerd hebben.
De medegedeelde overwegingen versterkten de overtuiging, dat
de Muzijkschoolom aan de bestaande behoeften te voldoen en
dus aan het doel van hare oprigting te beantwoorden, voor alsnog
behoorde te blijven wat zij tot hiertoe geweest is: eene inrigting
waar de jonge lieden hunne opleiding in den regel van de eerste
beginselen af ontvangen, zonder dat zij, die reeds elders onder
ligt zijn, daarvan uitgesloten worden.
Van die overtuiging uitgaande, werd nu verder overwogen in
welke opzigten de inrigting der School blijkens de ondervinding,
voor verbetering vatbaar was. Dit onderzoek leidde, wat de hoofd
punten betreft want wij achten het overbodig tot in alle
bijzonderheden af te dalen tot de volgende uitkomsten.
Een voornaam gebrekhetwelk der inrigting tot dusver aan
kleefde, was gelegen in het gemis aan behoorlijke eenheid van het
onderwijs in de onderscheiden klassen van hetzelfde vak en in de
verschillende vakken onderling. Het was hoofdzakelijk daaraan
toe te schrijven, dat de overleden Directeur, van wiens buiten-