kosten blijkt daarentegen, dat een booger bedrag van f 472.75
dan in 1864 is moeten besteed worden.
Ten einde de vaccinatie te bevorderen heeft het Burgerlijk Arm
bestuur gemeend de aandacht der verschillende Kerkelijke Arm
besturen te moeten vestigen op de wekelijkschedaartoe bestemde
zittingen, welke gedurende de zomermaanden door een genees-en
een heelkundige in een der localen van het Burgerlijk Armbestuur
werden gehouden, met uitnoodiging om hunne bedeeldendie daar
van voor zich of voor hunne kinderen wenschten gebruik te maken
daarheen te verwijzen. Gedeeltelijk schijnt het daaraan te mogen
worden toegeschreven, dat het aantal ter inenting aangeboden
kinderen, volgens het daarvan aangehouden register, een cijfer
beloopt van 149 tegenover 89 in 1864 terwijl door Dr. H. C. Kips
geneeskundige in de IVde onderstandswijk blijkens het door dezen
geneesheer afzonderlijk ingezonden rapport66 kinderen te zijnen
huize gratis zijn ingeënt; hebbende voorts het getal inentingen te
Scheveningen ditmaal slechts 12 tegenover 184 in 1864 bedragen.
De reden van dit belangrijk verschil schijnt gezocht te moeten
worden in het ten vorigen jare aldaar in grooter aantal dan gewoon
lijk ter inënting aangeboden kinderen.
Het aantal verlossingen door de Gemeente-vroedvrouwen gedaan
heeft, gedurende 1865, 149 bedragen, waarvan 22 te Scheveningen.
Blijkens de daarvan overgelegde statenwaaruit tevens bleek van
de in sommige gevallen door heeren verloskundigen verleende hulp,
was de afloop daarvan gunstig voor 148 vrouwen en 141 kinderen,
waarvan 82 van het mannelijk en 59 van het vrouwelijk geslacht
terwijl voor 9 geboorten de afloop ongunstig is geweest en eene
moeder is bezweken.
Met opzigt tot het financieel beheer van het Burgerlijk Arm
bestuur, kan ook thans worden medegedeeld, dat de uitkomsten
over 1865 gunstig zijn te noemen, dewijl het totaal cijfer der uit
gaven wederom minder dan het vorige jaar is geweestzooals uit
de dezer dagen aan den Gemeenteraad ingezonden rekening blijkt.
Aan het eind van zijn Verslag genaderdkan het Burgerlijk
Armbestuur ook thans weder getuigendat de toestand zijner
administratie gunstig te noemen is. Daartoe heeft inzonderheid
bijgedragen dat, niettegenstaande in de eerste maanden van 1865