Bovendien werden
en
dus 13.70 en van elk schip de hoogste besomming 8490, de
laagste 900, de gemiddelde 4671.23. Van de gevangen haring
werden behalve 135 ton tot eigen gebruik op zee gekaakt 262|
ton en 495 ton aan wal, zoodat uit Scheveningen 757-j ton ge
kaakte haring in den handel gebragt werd.
88 ton door een Scheveningsche visscher te Vlaardingen ontscheept
aldaar gekeurd, te Scheveningen werden gekeurd 174^ ton.
De aan den wal gekaakte haring, gepakt in Schotsche tonnen
konde daar niet gekeurd worden. Door vijf schepen werd pekel
haring aangebragt te Scheveningen voor 4105.55 en te Tlaar-
dingen voor 3340.50, te zamen 7446.05.
Voor de 495 ton aan wal gekaakte haring werd gebruikt onge
veer 544.500 stuks steurharing, gekocht voor gemiddeld 7 per
duizend. De gekaakte haring werd verkocht voor 7920. Zoodat
zij meer opbragt 4108.20. De opbrengst der haringvisscherij
klom dus tot ongeveer 6| tonnen gouds.
Aan de schrobnetvisscherij namen al de 139 pinken deel. Ook
deze visscherij gaf belangrijk meer dan het vorige jaar, namelijk
51,674.75 of in het geheel 409.038.90, waardoor dus voor
de twee hoofdtakken het resultaat tot boven een millioen gulden
klimt.
Op de garnalen vangst gingen elf booten uit. Zij bragten aan
ruim 6000 manden, verkocht voor ongeveer 7000, of meer dan
in het vorige jaar 2500. Een dier booten werd sedert verkocht.
De tien overige voeren ook nog op de beugvisscherijmaar deze
tak is gestaakt. De opbrengst aan schelvisch en kabeljaauw was
toch niet meer dan 809, tegen 3383.70 in 1864. Van de
bemanning kan het cijfer niet met juistheid worden opgegeven
daar zij zeer afwisselde.
Behalve aan natuurlijke oorzaken moet de bloei der visscherij
vooral worden toegeschreven aan de vermindering der inkomende
regten in België en Tranlcrijk. De hooge prijs en voor de haring,
niettegenstaande de aanmerkelijk ruimere vangst en voor den
verschen visch betaald werd, vindt daarin zijne verklaring. Mogt
door dien voorspoed het oog meer en meer gevestigd worden op
het wezenlijk oeconomisch belang om op allerlei wijze den bloei
te bevorderen van een tak van volksbestaan, die onder een 1>E