Bijlage M.
Scheveningenden Sslen November 1866.
Edel Achtbare Heeren
het Badsaizoen 1866
U hierbij het verslag van
Ik heb de eer
toe te zenden.
Indien in het jaar 1864 het bezoek van personen, om de zee-
badkuur te gebruikenaanmerkelijk kleiner dan in vorige jaren
was, door de te 's Gravenhage en te Scheveningen heerschende
pokziektezoo goldt zulks voor dit jaar in welligt ongekende mate
door het uitbreken van de cholera-epidemie. Naauwelijks werden
de eerste gevallen dezer ziekte bekendof van alle zijden ontving
ik van binnen- en buitenlandsche ambtgenooten, en andere per
sonen brievenwaarin mij naar den stand der zakenen naar
mijne meening gevraagd werd. Wat den eersten betreft, zoo gaf
ik dien immer zoo op, als met de juistheid overeenkwam, en wat
de vraag betrof, of men al of niet komen moest, zoo raadde ik
de huisvesting in het dorp ten eenen male af, de familiën, die
reeds aanwezig waren, gaf ik in overweging huiswaarts te keeren,
of zich buiten het dorp te vestigenterwijl ik ’t verblijf op Bad
huis Hotel Garni en bijliggende villa’s niet afraaddedoch het
aan de belanghebbende verder overliet daaromtrent zelf te beslis
sen er bijvoegendedat ik oordeelde dat die woningen in veel
gunstiger verhouding lagen.
Het was te voorzien dat deze raad velen op het dorpdie het
pligtmatige daarvan niet wilden of kunnen erkennen, krenkte, en
ofschoon ik tot mijn leedwezen overtuigd was dat allen in hunne
geldelijke belangen daardoor zouden lijden, zoo oordeelde ik dat
het mijn pligt was te handelen hoedanig ik gedaan heb. Het
gevolg was dat de woningen op het dorp zoo goed als onbezet
bleven dat sommige lijdersvoor wie het eene noodzakelijkheid
was de kuur te doenzich herwaarts begaven en zich in Bad
huis of Hotel Garni vestigdenterwijl de woningen van den