Instemmende met het gevoelen van den Geneesheer-Directeur, dat het tarief der verpleegkosten behoort te worden gewijzigd zal deswege een voorstel worden ingediend. Een terugblik werpende op de buitengewone maatregelen ge nomen bij het uitbreken der cholera voor zoo ver die tot onze competentie behoorden vermelden wij dat in de tweede helft van April 1866 door U onze aandacht werd gevestigd op de van wege de Hooge Regering bekomene mededecling, dat de cholera zich in naburige Gemeenten had geopenbaardmet verzoek te vernemen of de afdeeling voor besmettelijke ziekenbij het alhier onver hoopt uitbreken der ziektetot opname van zoodanige lijders gereed was, alsmede of ten opzigte van het naburige Scheveningen al dan niet bijzondere maatregelen behoorden te worden genomen b. v. of de lijders van daar naar hier zouden dienen te worden overgebragt, dan wel te Scheveningen behoorden verpleegd te wor den, waartoe misschien het voormalig politiebureau geschikte ge legenheid zou aanbieden. De eerste vraag werd bevestigend beantwoordtevens onder mededeeling, dat reeds eene lijderes aan de cholera opgenomen en bezweken was. Conform het advies van den Geneesheer-Directeur werd op de 2de vraag voorgesteld om de lijders van Scheveningen, immers in de eerste periode der ziekte, aldaar in het door U bedoeld lokaal te doen verzorgenwaartoe door Uw Collegie werd besloten. Voorts werd op ons algeheele magtiging verstrekt tot het nemen van alle maatregelen en tot het aanschaffen van alle zakenwelke zoowel voor het Gasthuis als voor het Cholera-hospitaal te Scheve ningen noodig en dienstig waren om met gerustheid de ramp te kunnen afwachten. Hieronder was begrepen het beschikbaar hebben van: hulppersoneel bij dag en nacht medicamenten wijnenenz. alsmede uitsluitend voor het Cholera-hospitaal te Scheveningen van eenig huisraad. Met de directie van het Cholera-hospitaal te Scheveningen werd belast de Heer J. Spille Gemeente-geneeskunstoefenaarterwijl

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1866 | | pagina 148