het lokaal te Scheveningen gaf echter aan-
van bezwaarschriften bij den
voor de bewaring van dat gebouw werden aangewezen de veld
wachter W. B. Pabst en diens huisvrouw, allen te Scheveningen
woonachtig.
De aanwijzing van
leiding tot het daartegen indienen
Gemeenteraad.
De Raad echter vond voor alsnog geene termen om een ander
lokaal aan te wijzen.
Later evenweltoen de epidemie zich uitbreiddewerd de
Gemeenteschool voor minvermogenden in de Badhuisstraat als
Cholera-hospitaal in gebruik genomen.
Opmerkelijk is het dathoezeer tegen dat lokaal geene bezwaren
konden en dan ook niet zijn ingebragt, echter niet meer dan
acht personen daarin zijn opgenomen, waaruit wij alzoo meenen
te mogen afleidendat de groote vooringenomenheid tegen het
eerst aangewezen lokaal door den invloed van enkelen is opge
wekt vermits bij de openstelling van het schoollokaal evenzeer is
gebleken van weerzin bij de bewoners van Scheveningen tegen de
verpleging in een dusgenaamd hospitaal.
Bij het afnemen der ziekte werd door U den 23sten Augustus
1866, dewijl sedert den lOden bevorens daarin geene lijders
meer waren opgenomen besloten het gezegd schoollokaal aan
zijne oorspronkelijke bestemming terug te geven, en werd daarbij
eenvoudig de staat van zaken van vóór de inrigting van dat
schoollokaal herstelden alzoo het voormalig politiebureaudat
primitief tot Cholera-hospitaal diendewederom tot dat einde open
gesteld.
Sedert zijn echter ook daarin geene lijders meer opgenomen.
In het Gasthuis zijn verpleegd 148 choleralijderswaarvan over
leden 95; hersteld 53. De eerste choleralijder werd daarin opge
nomen den 21sten April 1866 de laatste ontslagen den 13den
September daaraanvolgende.
In het Cholera-hospitaal te Scheveningen zijn verpleegd 9 per
sonen, waarvan overleden 5; hersteld 4. Den 26sten Junij 1866
werd de eerste ter verpleging opgenomen en de laatsten den lOden
Augustus daaraanvolgende ontslagen.
Wanneer men let op het gewoonlijk snel verloop der ziekte en