H. Collot d’Escury, Voorzitter. De Commissie van bijstand in het beheer van het Gasthuis, W. Dietz, Secretaris. worden en teerdampen zich door liet geheele gebouw verspreiden. De leveranties zijn in het afgeloopen jaar, met uitzondering der melkover het algemeen goed geweest en overeenkomstig de be staande contracten. Wanneer soms eene leverantie niet voldeed hebben de leveranciers deze door eene betere doen vervangen. Aan het einde onzer taak gekomenbesluiten wij met de aan gename herinnering, dat het jaar 1866 veel heeft bijgedragen tot voorziening in- en aanschaffing van zaken, die aan het Gasthuis ontbraken. De Gemeente bezit thans een Gasthuiswaarop zij met volle regt mag roemen. De toenemende verpleging van lijders levert het bewijs, dat die verpleging in het gesticht door de ingezetenen meer en meer wordt gewaardeerd. Wij vleijen ons dan ookU in het vervolg telken reize op dit gunstig verschijnsel te kunnen wijzen. Ten slotte voegen wij bij dit ons verslag den bij missive van den StaatsraadCommissaris des Konings in Zuid-Hollandvan den Isten Maart 1859, A, n°. 1755 (2de afd.), voorgeschreven staat omtrent de verpleegden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1866 | | pagina 163