der leeraars onderling kan worden verkregen. Minder voorspoedig slaagden wij met de vervanging van den Heer C. Bellaar Spruyt, bij Raadsbesluit van den 24sten Julij eervol ontslagen. Ook nu beijverden wij ons, aan oproeping en aanbeveling zoo kort moge lijk uitstel te geven: in uwe zitting van den 21sten Augustus werd tot leeraar in de scheikunde en in de natuurlijke historie benoemd Dr. H. LTssell de Schepper, te Deventer; alvorens de benoe ming aan te nemen verzocht deze tijd van beraad tot den 4den September, gevolgd door eene kennisgeving, dat hij de benoeming bij het Gymnasium alhier niet aannamals zijnde benoemd tot leeraar bij de Hoogere burgerschool te Deventer. Op het verzoek van Burgemeester en Wethouders tot opgaaf van eene nieuwe aanbevelingslijst, of wel tot mededeeling van ons gevoelen omtrent de noodzakelijkheid van eene nadere oproeping van solli citanten, adviseerden wij tegen eene nieuwe oproeping, en be sloten vooralsnog niet tot eene aanbeveling van benoembaren over te gaan. Ondanks onze pogingen, en in strijd met onze wen- schenkon nu eenmaal de cursus niet geopend worden met vol talligheid van leeraars; niemand had zich op de jongste aankon diging aangemeld, die in hel bezit was der vereischte acte van bevoegdheid voor alle deelen van het op te dragen onderwijs: het eenig middel wat ons overbleef, was aangewezen, wachten namelijktot één der candidaten aan onze hoogescholenna ver krijging van den doctorstitel, aan de wettelijke eischen zou voldoen. (Aan het paedagogisch bestanddeel zou dan waarschijnlijk wel iets ontbreken: aan de voorschriften der wet was niettemin vol daan). Te gereeder konden wij in dit geval daartoe besluiten omdat van zeer bevoegde zijde onze aandacht gevestigd werd op eenen kweekeling der Leidsche Hoogeschoolvan uitstekende be kwaamheid op het punt van te worden bevorderd tot het doctoraat in de vakken door ons te vervullenen die zich bovendien aanbeval door ondervinding in het lesgeven, dat hij met goed gevolg bij een tweetal inrigtingen te Leiden had beoefend. Het berouwt ons niet aan deze aanprijzing van een beroemd Hoog- leeraar te hebben gehoor gegevenal blijkt de geschiktheid tot geven van onderwijs alléén de langzaam-rijpende vrucht van ondervinding en telkens-herhaalde proefneming te zijn. Bij raads-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1866 | | pagina 175