tember e. k., heeft verleend; wij mogen uit eene ondervinding van
jaren de bijgevoegde dankbetuiging //voor de aan de Gemeente
bewezen diensten van harte beamen. De Heer C. Bellaar SpbdïT,
eerst bij de sluiting van het schooljaar benoemd en op den 24sten
Julij insgelijks eervol door u ontslagenheeft gelijke aanspraak op
onze erkentelijkheid. Wij zien beiden met leedwezen vertrekken
voor de jonge lieden aan deze afdeeling is onderwijs in de natuur
lijke historie en scheikunde, door den Heer Bellaar Sprüyt
gegevenwel bijzaak en de opgewektheid om proefnemingen met
volharding voort te zetten, zoo onmisbaar om het scheikundig
onderwijs vruchtdragend te doen zijn, niet altoos even grootdoch
reeds als verpoozing van andere studiën schenen ons de vijf uren
aan deze vakken besteed geenszins verloren. Evenwel, de vraag
hoe het onderwijs in botanie en zoölogie moet worden ingerigt
voor jongelingen als die de klassen 3 en 4 bezoekenwas voor
den nu vertrokken leeraar een punt van naauwgezette overweging.
Aan de hoogere burgerscholen worden die beide vakken alleen
behandeld in de eerste klassen voor kinderen van 10 tot 12 jaren
bij wie de natuur-wetenschap de basis van het onderwijs moet
wordenhet doel moet daar zijn den geest te rigten tot een zoo
danig gebruik der zintuigen als den natuurkundige kenmerkt, hem
die opmerkingsgaven mede te deelendie alleen sommige personen
van natura bezittenmaar die haast bij elkeendoor opleiding in
zeer-jeugdigen leeftijd, kan worden ontwikkeld. Is eenmaal de leef
tijd der leerlingen in onze klassen 3 en 4 bereikt en neemt men
daarbij hunne litterarische opleiding in aanmerking dan springt de
onmogelijkheid in ’t oog om anders dan uit bijoogmerken den geest
met liefde te bepalen tot de beschouwing van de verschillende blad-
vormen der plantenof van de verschillende tandstelsels der zoog
dieren. Derhalve blijft alleen de wijsgeerige behandeling over,
waarbij de leeraar de bijzonderheden aan eigen studie der hoorders
overlatendezich bezig houdt met de algemeene wetten te bespre
ken die de levende wereld beheerscheneene studiewelke
zeker de belangrijkste in de natuurwetenschap, misschien wel van
de wetenschap in het algemeen is, doch die de bevatting der hier
bedoelde jongelingen nog meer te boven gaat dan de andere methode
daar beneden blijft. Bovendien was het voor den docent zelven