zaam in het toekennen
genomen de makkers
steld. Zij bestond uit zeventien leerlingen, en de zamenvoeging
van twee klassen tot eene vond aanvankelijk geen onverdeelden
bijval. Wij besloten de proef te wagen, eenigermate gedwongen
door de enge perken van den vierjarigen cursus, doch met dit
voorbehouddat splitsing in twee afdeelingen zou plaats hebben
zoodra de noodzakelijkheid van afscheiding bleek. Doch zij .bleek
niet. Integendeel hielden de besten uit de eerste klasse van het
vorig schooljaar de scherpe mededinging onbezweken vol; zelfs
onderscheidden zij zich in dezen wedstrijd dermate, dat wij gaarne
ten hunnen behoeve afwijking van den regelom uiterst spaar-
van prijzen te zijn zouden hebhen aan-
van de beide jongelingen hadden zoodanige
onderscheiding gewis wel verdiend genoemden een van elders
opgenomen gymnasiast zou door zijne buitengewone vorderingen in
het Grieksch zelfs de hoogste klasse tot eere strekken. In den
loop des jaars waren drie der oudste leerlingen van deze tweede
klasse tot andere betrekkingen overgegaan van de veertien over
geblevenen zullen negen bevorderd worden tot de derde klasse
vijf nog een jaar tot de tweede behooren. Niet dan na rijp be
raad en zeer zorgvuldige overweging zijn wij tot deze beslissing
gekomenwant onder gewone omstandigheden waren allen ont
wikkeld genoeg om tot voortgezet onderwijs in eene hoogere klasse
te worden toegelaten. Uit verkregen inlichtingen was ons echter
gebleken, dat zij door verdubbelde inspanning in de laatste weken
de ijverloosheid en het verzuim der vorige maanden hadden in
gehaald of willen goedmaken. De leeraars waren van oordeel
dat eerlang blijken zou, hoe vele leemten in het vlugtig aange
leerde bestondenovergaande zouden zij voor hunne medeleer
lingen hinderlijk en welhaast mismoedig en onvoldaan over zich
zei ven worden.
gehoor te geven
komst opoffert
hier dubbel misplaatst zou zijndaar een vijfjarig verblijf
Gymnasium vroeger regel was. Wenschelijk zouden wij achten
vooroordeel te zien verdwijnen, dat voortdurend bij velen wordt
aangetroffen en dat een blaam van achterlijkheid of traagheid
werpt op hen die overzitten veelal hebben andere omstandigheden
In hun eigen belang dus was het niet raadzaam
i aan de welmeenende kortzigtigheiddie de toe-
aan de gewaarwording van het oogenblik, en die
aan het
een