op, waarvan kwam voor de bemanning, zoodat reeders en vis-
schers beiden belangrijk voordeel verkregen. Waarschijnlijk zal
aan deze onderneming groote uitbreiding worden gegeven. De
Heer Maas en zijne vrienden hebben zich reeds vereenigd om
nog twee zoodanige schepen te doen bouwen in Vlaardingenzoo-
Zoolang er te
kielschepen kunnen aankomen
van aanbouw
van een zee-
dat dit jaar reeds drie in de vaart zullen komen.
Scheveningen geen haven iswaar
moest Vlaardingen als plaats van bestemming en
worden aangewezenzoodat met dit feit het belang
haven te Scheveningen op nieuw blijkt.
De visschersvloot te Scheveningen bleef in 1866 voor onheilen
gespaard.
De bedrijven van de visscherij afhankelijk, vertoonden veel
levendigheid. De bokkingrookerijen en droogerijen gingen goed
verscheidene nieuwe werden aangebouwd. Ook werd in den afge-
loopen winter een ijskelder aangelegd en met ijs gevuldmet het
doel om in den volgenden zomer de verpakking van den visch
met ijs te bevorderen.
De ongunstige tijdsomstandigheden, inzonderheid het heerscheu
der cholerawaren voor de andere in Scheveningenmeest uitge
oefend wordende neringen hoogst schadelijk.
Er zijn drie scheepstimmerwerven, waarop 51 arbeiders werkzaam
zijn. Er liepen in 1866 van die werven van stapel 18 schepen,
er stonden er met den Isten Januarij 1866 en met den Isten
Januarij 1867 op stapel 5.
In de stad 's Gravenhage blijft de ijzerindustrie de voornaamste
en mag bloeijend genoemd wordenen zoowel door de firma
Enthoven en C°.als door de naamlooze vennootschap de Uzer
gieterij de Prins van Oranje (waarin de firma Wed. Sterkman
en Zonen zich heeft opgelost) zijn belangrijke werken, voor
binnenlandsche en soms ook voor buitenlandsche rekening aange
nomen en uitgevoerd. Zoo in alle naburige staten de tarieven
even vrijgevig waren als in ons Landzou liet debiet dezer fabrie
ken aanmerkelijk kunnen toenemen. Ook de kleinere fabrieken
van haarden, drukpersen en ander ijzerwerk gaan vooruit.
De meubelfabriek maakt insgelijks een voorname tak van indus
trie te 's Gravenhage uitwaar zij in het groot en in het klein