2 82 26 108 45 67 112 c. 158 51 209 Opmerking verdient het, dat het cijfer der bevolking in 1866 door overlijden meer is achteruitgegaan dan het door geboorte geklommen isdankbaar moet men evenwel erkennen, dat dit verschil niet meer bedraagt dan 100, want als men nagaat, hoe ver in de maanden Junij en Julij de sterfte de geboorte overtrof, bestond er vrees voor eene veel grootere vermindering van het bevolking- cijfer. Werkten deze invloeden op gemeld cijfer eeniger- mate ongunstig, de vestiging in de Gemeente overtrof het vertrek met 580, zoodat men ten slotte in plaats van achteruitgang nog op eene toeneming van bevolking ten beloope van 482 te wijzen heeft. Die toeneming heeft betrekking op de zeven eerste afdeelingen (’s Gravenhagre) en geenszins op de achtste afdeeling (Scheveningcri). Deze afdeeling telde op den Isten Januarij 1866 een getal van 8017 inwoners, doch verminderde in het afgeloopenjaar, ten gevolge der heerschende Gholera-epidemietot op Op 31 December 1866 bestond het getal personen, be- hoorende tot de land- en zeemagt (de laatsten met in begrip van het korps mariniers) uit 2,331 a. Landmagt b. Zeemagt en op genoemd tijdstip was de bevolking a. der gevangenissen b. van de gestichten en bewaar plaatsen voor krankzinnigen der bedelaarsgestichten en der koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid Vrouw. Beide geslacht. 2,331 OPMERKINGEN OMTRENT DEN LOOP DER BEVOLKING GEDURENDE HET JAAR Mann.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1866 | | pagina 8