wetenschap ons leert denken en literarische vorming ons leert onze
gedachten uit te drukken, hebben wij niet beide noodig? Zij die
nagedacht hebben over den oorsprong onzer dwalingen, hebben
dien vooral gevonden in het zwak den mensch eigen om woorden
voor zaken te nemen. Elkeen weet hoe ligt wij ons laten ver
leiden om woorden te gebruiken met slechts schijnbare juistheid
zonder streng te onderscheiden wat er mede bedoeld wordt. Gelijk
wij zelden vragen naar de beteekenis der dingen die ons dagelijks
onder de oogen komenzoo ook vermoeden wij doorgaans niet,
als onze ooren aan zekere woorden of uitdrukkingen gewend zijn
dat zij onzen geest geen helder denkbeeld geven en dat wij de
grootste moeite zouden hebben in andere termen te bepalen of
uit te drukken wat wij meenen dat er onder verstaan wordt. Nu
is er geen beter middel om dit gebrek te verhelpen dan de ge
woonte om naauwkeurig de termen die wij gebruiken in eene andere
taal over te brengen. Bovendien zoo wij de taal van een volk
niet kennen, is het ons onmogelijk in te dringen in zijne denk
wijze zijne geestesrigtingzijn karakter en zoolang wij deze
kennis van een vreemd volk niet bezittenblijven wij ten halve
ontwikkeld van geest. Zoo het uit dien hoofde nuttig is de taai
en letterkunde van andere volken te kennen, de nuttigste kennis
is in dit opzigt die van de taal- en letterkunde der ouden. Geene
natiën van het hedendaagsche beschaafde Europa verschillen
onderling zoo veel, als de Grieken en Bomeinen van ons allen
verschillen, zonder dat zij evenwel als de Oosterlingen zoo geheel
strijdig zijn met ons bestaan, dat het een levenstaak zou wezen
in hun geest en bestaan in te dringen. Nu zegge men niet, dat
het voldoende is de ouden te leeren kennen uit de schriften der
moderne geleerdendeze geven ons niet de gedachten der ouden
zij geven ons slechts de voorstelling van dezen of genen modernen
schrijver over de gedachten der ouden.
Vertalingen zijn weinig beter. Als wij begeeren te weten wat
iemand denkt of zegt, dan zoeken wij dat uit de eerste hand bij
hem zelven. Dit is te meer noodig wanneer hij spreekt in ééne
taal en zijn vertolker in eene andere. Daar is geen deel van
onze wetenschap dat wij meer uit de eerste hand moeten trachten
te verkrijgen dan historie.