De klassieke literatuur wordt wat inhoud en vorm betreft door
geene anderen geëvenaard, door voorschrift en voorbeeld wijst
zij den waren weg tot het opsporen der waarheid. Om al deze
redenen is het van belang de studie der oude talen en letterkunde
te beschouwen als een bestanddeel van de vorming van hen, die
tot de beschaafde klasse des volks behooren en niet door de
omstandigheden des levens genoodzaakt worden hunne studiën
reeds op jeugdigen leeftijd vaarwel te zeggen. Maar hiermede
zijn dan ook tevens de rigting en de grenzen van die studie
aangewezen. Zij moeten ten doel hebben en zóóverre gaan, dat
de leerling in staat gesteld worde in zijn volgend leven zonder
te groote moeite de uitstekende producten der oudheid te lezen
en te genieten. De eigenlijke geleerden, de philologen en geschied-
vorschers b. v. hebben natuurlijk meer noodig, maar voor de
algemeene beschavende opvoeding is dit voldoende. Zijn deze
beschouwingen juist en naar onze meening kunnen ze wel
weêrsproken maar niet weerlegd worden dan is er geene reden
om het dalend cijfer van leerlingen op onze tweede afdeeling met
bezorgdheid gade te slaannoch ook om het verval van de studie
der oude letteren te duchten. Eeeds nu bespeuren wij dat minder
talrijke klassen uitmunten door naauwkeurigheid en grondige kennis
het weten wint aan intensiteit naarmate de kring enger wordt
over welken het onderwijs zich uitbreidt; tot zekere hoogte worden
de voordeelen van klassikale en bijzondere lessen vereenigd. Zeer
merkbaar was bij het afgelegd examenhoe zich de leeraars de
zwakkeren en minder ontwikkeldenuit den vorigen cursus in
sommige klassen achtergebleven, hadden aangetrokken, bij voor
keur bedacht om hen op te wekken en vooruit te brengen, in
enkelen herkenden wij de wetenschappelijke achterhoede van vroeger
niet meer. De vorderingen van het afgeloopen jaar, gelijk ze ons
bij deze tragen van geest verbaasdenmoeten hen zelven met
de teleurstelling van het voorleden hebben verzoend en opwegen
bij ouders en belangstellende vriendentegen de smartelijke onder
vinding van het niet overgaau in vorige jaren. Zal intusschen het
peil der klassieke studiën algemeen in ons vaderland niet dalen
dan zijn de pogingen van henaan wie de zorg van het voor
bereidend hooger onderwijs is opgedragen, niet toereikend. Zij