lang
I
van isolementwaarin de Gemeente onzer inwoning zoo
te lang zeiden we bijkans heeft verkeerd.
De verwezenlijking van beide groote denkbeelden kan niet anders
dan gunstige verwachtingen inboezemen voor de toekomst van
's Gravenhage. Want, wat de oppervlakkige beoordeelaar ook
zeggen moge, de hofstad is niet uitsluitend eene plaats van weelde
die haar leven dankt aan en voortzet door het vertier van
vreemdelingen en vermogenden, derwaarts gelokt door de schoone
omstreken en de wezenlijk benijdenswaardige gelegenheden tot
ontspanningDe geschiedenis der ontwikkeling van handel en
nijverheid hier ter plaatse is daar, om den belangstellende beter
in te lichten. De wel langzame doch aanhoudende uitbreiding van
het getal fabrijken bewijst het tegendeel, evenzeer als de toestand
der visscherijdie aan zoo vele handen werk verschaft. De bij
dragen door Gravenhage en Scheveningen geleverd tot de ten
toonstelling van gereedschappen enz. voor de visscherijin Julij
1867 alhier en tot de algemeene tentoonstelling, in hetzelfde
jaar te Parijs gehoudenbewijzenmet de ten gevolge daarvan
verworven bekrooningendat de lust bij de ingezetenen levendig
is om de residentie, hoe aanlokkelijk overigens als verblijf van
genoegen en weeldeeene waardige plaats te doen innemen in de
rij der fabriek- en handelssteden van ons land.
Mogten allen, die daartoe bevoegd en geroepen zijn, mede
werken aan de bereiking van dit goede doel
Als rust en vrede daar buiten zullen hersteld zijn als krediet
en geregelde circulatie van kapitaal den handelaar en industrieel bij
vernieuwing zullen ter dienst staan; als dan, in eiken tak van nijver
heid zucht naar ontwikkeling en uitbreiding zal worden waarge
nomen, dan zullen ook, naar wij hopen, andere mannen opstaan,
bezield met lust en moed om aan de gemeente 's Gravenhage te ver
schaffen wat zij reeds te lang moest ontbereneene Zeehaven te
Scheveningendie alleen de toekomst van Gravenhage, als handels-
stad verzekeren kan. Want ook in dit opzigt was het afgeloopen
jaar voor deze gemeente niet gelukkig. De heeren Swaan en van
Heijningen zagen zich, bij gemis aan de zoo noodzakelijke
medewerking, lioofdzakelijk een gevolg van de ongunstige tijds
omstandigheden verpligt de taak neder te leggendoor hen met