Het ontzettend verliesindertijd door de houders van aandeelen in obligatien Centraal spoorweg geledenheeft een tegenhanger gevonden in de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen. De actiën in die maatschappij in 1866 nog op 92} pCt. geno teerd daalden tot 18} pCt. De oorzaken van dezen in ’t oog loopenden ommekeer zijn bekendde aanvang van een groot werk met een te klein kapitaalen uitbreiding van dat werk door de onereuse exploitatie van de twee niet aan den Staat toebehoo- rende lijnen AlmeloSalzbergen en LuikLimburg. De pogingen tot instandhouding dezer maatschappij aangewendliggen nog te versch in het geheugendan dat zij hier nader behoeven te wor den besproken. Mogen deze met den besten uitslag worden bekroond Onze Nationale fondsen herstelden zich in 1867 geenszins van de geleden schokken. De verklaring daarvoor schijnt te moeten worden gezocht in het staken der amortisatiede uitzetting der uitgaven ten behoeve der Departementen van Oorlog en Marine en de onzekerheid ten aanzien van den toestand in onze Oost- Indische bezittingen. De Russische fondsen waren op het einde van het afgeloopen jaar allen lager dan op hetzelfde tijdstip in 1866. De eenige uit zondering hierop maakt de leening van 1862 die ongeveer het zelfde genoteerd wasen de 4de seriedie belangrijk hooger was in het vooruitzigt der aanstaande aflossing. De 5 pCt. Kussen 6de serie wijzen een teruggang aan van 6 pCt. De aandeelen in de groote maatschappij der Kussische spoorwegen hielden zich be- trekkelijk vrij goed. Door het Kussisch Keizerrijk werd in 1867 eene 4 pCt. leening gesloten van ©C 12.000.000; terwijl nog werden uitgegeven twee 5 pCt. obligatie-leeningenbeiden onvoorwaardelijk door het Kus sisch Gouvernement geguarandeerden wel de eerste ten behoeve der spoorwegmaatschappij in de Provincie Jelez en de tweede voor de lijn van Poti naar Tiflis. De gretigheidwaarmede ook voor deze leeningen in ons land werd deelgenomen, bewijst, dat Kus- land nog eene groote mate van vertrouwen in Nederland geniet. Oostenrijksche fondsen herstelden zich eenigermate van de in

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1867 | | pagina 256