J vorm van de verslagen dier besturen te brengenden geregelden gang van dit onderzoek zeer bevorderd. In het vorig verslag heeft de Plaatselijke Schoolcommissie U hare bevinding over de avondschool medegedeeld. Aan haar voornemen om op dit onderwerp terug te komen, heeft zij in 1868 gevolg gegeven, wanneer zij van die gelegenheid heeft gebruik gemaakt om eenige andere verbeteringen in de ver ordening omtrent de Gemeentescholen voor armen en minver mogenden te kunnen aangeven. Hoogst aangenaam was het haar, dat de Gemeenteraad, door de vaststelling der verordening van den 29sten September 1868, getoond heeft ten deze met onze Commissie eenstemmig te denken. Daar dit verslag meerdere openbaarheid verkrijgt, is het welligt niet ondienstig met korte woorden den vroegeren toestand in herinnering te brengen gingen mede te deelen. Die vroegere toestand was dezedat kinderendie hun 10de jaar vervuld hadden, in den regel gedurende zeven uren daags onderwijs ontvingen om met hnn 12de jaar de school te ver laten. Wel is waar konden zij dan op de avondschool komen, doch uit het vorig Verslag blijkt, hoe weinigen daarvan gebruik maakten. Dit kon wel niet anders, want, daar zij op die avondschool vereenigd waren met kinderen van 10 tot 12 jarigen leeftijd, kon zij hun geen belang inboezemen, omdat zij er niets nieuws hoorden. Het noodzakelijk gevolg was, dat zelfs de best onderwezen leerlingen, verpligt op hun 12de jaar de school te verlaten en geen genoegzaam belang in de avondschool stellende, het geleerde spoedig weder vergaten: dat de vruchten van het genoten onderwijs daardoor spoedig verloren moesten gaan, is duidelijk. De Plaatselijke Schoolcommissie weet, dat de beste regeling nog altijd zal schipbreuk lijden op den onwil der ouders en hun verlangen om zoo spoedig mogelijk van hunne kinderen voordeel te trekken. Daarin kan alleen de tijd verandering en de redenen der aangenomen wijzi-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1868 | | pagina 107