eigen opmerkingen, vragen en zelfs het opwerpen van beden
kingen niet uitsluit, en zelf-denken aanmoedigt.
Naar de bedoeling der Wet en volgens de bestemming van
hen die de burgerschool bezoeken, wordt dit denken in de 2de
klasse vooral op zinnelijke waarneming en toepassing gerigt, de
leeraar bezit bij uitnemendheid het talent om de gave van op
merking bij zijne hoorders te ontwikkelenen de zintuigen op te
scherpen, reeds in de grijze oudheid boden der ziel genoemd.
In de laatste dagen der maand Julij werd een overgangs-examen
gehouden; uit hoofde der drukkende hitte gedurende die gansche
maand werd het tijdstipvoor vaeantie en examen bepaaldin
overleg met den directeur wat vervroegd, want de lessen wer
den schaarsch bezocht en de leeraars zelven waren afgemat.
Om meer dan ééne reden besloten wij dit examen niet te be
schouwen als het wettig examen, bij art. 56 der Wet op het
middelbaar onderwijs bedoeld, maar als eene proef, noodig voor
ons, ten einde den gang van het onderwijs in zijne uitkomsten
te beoordeelen. Sommige vakken in art. 13, e, i en l voorge
schreven, waren nog niet onderwezen; een getuigschrift kon dus
niet wèl aan de vertrekkende leerlingen worden uitgereikt;
daarom ook is het verslag, waarvan art. 67 der Wet spreekt,
door ons niet aan den Gemeenteraad ingezonden. Dertien leer
lingen verlieten bij het einde van den cursus de burgerschool,
van welke vier uit de 1ste klasse, de overige negen hadden
I tot de 2de klasse behoord. De meesten zijn terstond de maat-
1 schappij ingetreden en tot verschillende bedrijven of betrekkin
gen overgegaan, handwerkslieden werden slechts twee; bij ’t
Topographisch Bureau en de Maatschappij tot exploitatie van
Staatsspoorwegen zijn vier anderen geplaatst, één in eene ijzer
fabriek te Luik, een zevende op een proeureurskantoor, terwijl
de overigen tot de hoogere burgerschool en het lager onderwijs
overgingen, en drie uit de laagste klasse als vrijwilligers naar
Kampen vertrokken zijn. De opmerking is derhalve juist, dat
ook onze burgerdagschool in dit opzigt niet geheel beantwoordt
aan de bedoeling van den wetgever, die deze inrigtingen uit
drukkelijk in de eerste plaats voor aanstaande ambachtslieden
bestemde. Bij het toelatings-examengehouden op Woensdag