idiomen en taalvormen medebrengt. Ook zijn wij bevestigd in ons gevoelen, dat een vierjarige cursus toereikend is bij eene school van voorbereidend Hooger onderwijs, als de onze, dat wil zeggen met leeraars even bekwaam, even onvermoeid werk zaam en onder voorwaardendat geene adspiranten worden toegelaten dan die voldoende gronden hebben gelegd, dat geene bevorderingen worden gedoogd dan na stellig bewijs van genoeg zame vorderingen, vooral ook, dat art. 47 der Verordening worde nageleefden dus de vatbaarheid om de akademische lessen met vrucht te kunnen aanhooren” worde gevraagd van de leerlingen der 4de klasse, en niet eigendunkelijk verleend aan ieder leerling die goedvindt de proef te wagen zelfs in het tweede of derde jaar van zijn oefeningstijd. Wij erkennen, dat mede gevorderd wordt van de zijde der leerlingen eene gesta dige inspanning bovenal in den aanvang, en onverdroten ijver om zich de beginselen in te prenten zonder welke geene degelijke kennis der oude talen denkbaar is. In het afgeloopen schooljaar hebben wij met stipte handhaving dier waarborgen de voldoening gesmaakt, dat alle leerlingen genoegzame vorderingen aan den dag legden om tot eene hoogere klasse te kunnen overgaan, met uitzondering van één enkelen, die uit eigen beweging ten tweeden male het onderwijs in de 2de klasse zal bijwonen; dat een achterblijver uit den vorigen cursus door verdubbelde vlijt ditmaal een uitstekend examen heeft afgelegd en met een’ prijs kon worden bevorderden dat een verdienstelijk jongeling uit de 4de klasse, aan wien het getuigschrift, bij art. 47 bedoeld, met volle regt was toegekend, desniettemin verlangd heeft nog enkele lessen te mogen aanhooren. Zulk een verzoek is de beste hulde aan zijne onderwijzers toe te brengen en tevens een eeretitel voor den leerling die het deed. Onder deze omstandigheden hebben wij gemeend vooralsnog geen gevolg te mogen geven aan een voorstelingevolge art. 38 der Verordening aan ons gedaan, om tot herstel van een vijf jarigen cursus mede te, werken. Bedenkingen van algemeenen aard gelden reeds daartegen, mogt de reorganisatie van ons Hooger onderwijs eerlang op wettelijken grondslag tot stand komen, dan ware elke stap tot wijziging van onze gymnasiale

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1868 | | pagina 167