lijkheid bij enkelen geenerlei bevreemding zou hebben gewekt.
Het advies der leeraars, ook dit jaar omtrent eiken leerling
afzonderlijk door ons gevraagdwas eenparig vóór het overgaan
der gansche eerste klasse. Minder overeenstemming bestond ten
aanzien der acht leerlingen van de tweede klasse; geene be
denking werd door iemand ingebragt tegen bevordering der vijf
die bovenaan waren geplaatstmaar de leeraars in het Grieksch
waren van oordeel dat de vorderingen der drie overigen in dit
studievak te wenschen lieten, zoodat door hun overgaan in de
derde klasse behoorlijke uitvoering van het plan der lessen,
waartoe de lezing van Demosthenes behoort, kon -worden
belemmerd. Hoeveel gewigt wij toekennen aan het gevoelen der
beide uitmuntende leeraars, en gaarne erkennende dat minder
geoefendheid in een hoofdvak schaden kan, hebben wij toch
gemeend de drie zwakkeren niet ten tweedenmale het onderwijs
in de 2de klasse te moeten doen bijwonen. De rector was uit
een paedagogisch opzigt zeer bepaald gekant tegen hun over
blijven in de andere deelen van het onderwijs -waren hunne
vorderingen voldoende; bij het mondeling examen voldeden zij
zeer wel; eene niet behandelde rede van Lysias werd bij de
eerste lezing vlot vertaald en goed verstaan; duistere plaatsen
in de Ilias even gelukkig opgehelderd; de Commissie van
examinatoren meende zich niet verantwoordelijk te mogen stellen
voor afwijzing, na dergelijke proef. Alzoo werd tot de bevor
dering der acht leerlingen uit deze naar de derde klasse besloten.
Van de negen discipelen die in het afgeloopen jaar deze 3de
klasse uitmaakten, had één zijn voornemen te kennen gegeven
om over te blijven, hij nam dus geen deel aan het examen; de
acht overigen werden met eenparigheid van stemmen, ook door
de leeraars, voorde vierde klasse rijp gekeurd. Vrij aanmerkelijk
is intusschen het verschil van dezen onderling in aanleg zoowel
als in vorderingen; alleen in gedrag en vlijt staan allen zonder
onderscheid gelijk, en het is ons aangenaam deze getuigenis
ook aan de minderbegaafden te mogen toebrengen. Groote
talenten zijn aan weinigen verleendmaar wie de hem geschonken
vermogens oefent, en zelfstandig zijnen weg gaat, verdient
achting, want zelfstandigheid is het hoogste doel, niet van het