Van de bovenvermelde 175 verpleegden waren 141 armlastig
in deze gemeente en bedroegen de verpleegkosten over het ge
heels jaar ƒ8641.40; terwijl voor 34 verpleegdenwier domicilie
van onderstand elders gevestigd was, die kosten 1694.90
hebben beloopen.
Op uit. December 1868 werden op die wijze nog verpleegd
118 alhier-en 28 elders armlastige personen.
Met opzigt tot de verpleging in de koloniën der Maatschappij
van Weldadigheid zij vermelddat ingevolge de in 1819 en
en 1821 gesloten contracten aldaar nog voor rekening van het
Burgerlijk Armbestuur gevestigd waren zes huisgezinnen, uit
makende 36 personenwaarvan drie gezinnen door hoogen
leeftijd niet meer in staat zijn om door arbeid geheel in hunne
behoeften te voorzien en daarom eene toelage genieten, terwijl
de drie anderen als vrijboeren, en alzoo buiten eenig bezwaar
voor het Armbestuur, zijn gevestigd. Daarenboven werden nog
voor zijne rekening in die stichting verpleegd drie volwassenen,
bij hunne kinderen inwonende, en bleven ook gedurende dit
jaar nog vier kinderen in verpleging; terwijl, behalve de .toe
lage aan den met jonge kinderen belasten weduwenaar, het
Armbestuur zich op voorstel van Commissarissen der Ma atschappij
heeft verpligt gezien bij ongeschiktheid voor den veldarbeid en den
jeugdigen leeftijd der kinderenzijne toestemming te verleenen tot
het tijdelijk verstrekken van toelagen aan twee in der tijd
aldaar door tusschenkomst van het Afdeelingsbestuur geplaatste
huisgezinnen, waarvan het eene 10 en het andere 8 zielen sterk.
Ter zake van deze ondersteuning en bovenvermelde vestiging
en verpleging werd in 1868 aan de Maatschappij van Welda
digheid betaald 689.58, tegenover 626.83 in 1867.
Overgaande tot de mededeeling van hetgeen betrekking heeft
tot het door het Burgerlijk Armbestuur verleenen van genees
kundigen onderstand, zij vooraf in herinnering gebragt, dat aan
den heer J. F. F. Campbell, nadat hem door het Armbestuur
wegens tijdelijke afwezigheid een verlof was toegestaangedurende
hetwelk de betrekking van gemeente-heelkundige welwillend is
waargenomen door den heer Dr. G. J. tan Wiebingen Bobski,
op zijn daartoe gedaan verzoekbij besluit Uwer vergadering van