L en tevens den vroegeren Onderopzichterdie voor het ledigen van zinkputten en het schoonhouden van straten een cent voor iedere woning ’s weeks ontving, ontslagen met toekenning eener kleine schadeloosstelling. Hierbij voegt zich het voordeel, het welk directe aankoop van kalk en steenen oplevert, alsmede het nut om een tweeden man geheel in onzen dienst te hebben. Onze Vereeniging toch erlangt allengs zoodanige uitgebreidheid dat zonder een geschikten plaatsvervanger, die geheel op de hoogte der zaak is, het Bestuur, bij verhindering van den Op zichter, in groote verlegenheid zoude zijnvooral met betrekking tot het invorderen der huurpenningen. Ten slotte deze opmerking. Dikwerf heeft men ons het ver wijt gedaan, dat onze woningen verhuurd worden aan hen, voor wie ze eigenlijk niet bestemd zijn, of. met andere woorden, dat wij, om zekerheid te hebben voor de richtige betaling der huurpenningen, den kleinen burger als huurder aannemen, doch den werkman uitsluiten. Om het ongegronde van dit verwijt aan te toonenwordt hierachter gevoegd eene opgave van ambachten van onze huurders. Daaruit zal men ontwaren dat zij werkelijk allen behooren tot de arbeidende klasse. Het Bestuur vertrouwt, dat het medegedeelde U de overtui ging zal schenken dat onze Vereeniging bloeiend is en dat Gij daaruit de aanleiding zult vinden om haar voortdurend te onder steunen, opdat die bloei zich bestendige en zoo mogelijk nog grooter worde. Waarlijk, het wordt zonder grootspraak gezegd, eene Vereeniging als deze verdient onder de eersten geplaatst te worden op de breede lijst der instellingen tot voorkoming van armoede, omdat zij dit nut sticht zonder van den vermo gende geldelijke opoffering te vorderen. Zij vraagt slechtsgelijk iedere industriële onderneming, zijne finantiële medewerking. Het Bestuur der Vereeniging tot Verbetering der woningen van de arbeidende klasse te ’s Gravenhage J. P. Delpbat Voorzitter J. J. DE LA BasBECOUE CaAN Secretaris.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1868 | | pagina 224