IV. Scheepvaart. en delsartikel komen aanbieden aan de ingezetenen van ’s Graven- hagc, waarmede Scheveningen een geheel uitmaakt. De vestiging van een bestendig post- en telegraafkantoor, waarop door de Ministers van Financiën en Binnenlandsche Zaken reeds maanden geleden het uitzigt werd geopend, wacht nog altijd op de aan wijzing van daarvoor geschikte lokalen. Waarlijk, zij plegen onregt, die er het gemeentebestuur van ’sGravenhage een verwijt van maken, dat het de nijvere Scheve- ningers door overdreven belangstelling of gunstbetoon bederft en zorgeloos maakt Het getal vaartuigenin deze gemeente aanwezig en metende meer dan 10 scheepston, bedraagt 48, zijnde 4 meer dan in 1867. Daarvan behooren 21 in 1867 één minder te Scheveningen te huis en vinden grootendeels hun bestaan in de vaart op Belgie: anderen worden gebruikt als vletvaartuigen tusschen Scheveningen en Rotterdamtot vervoer van versche gedroogde of gerookte visch. Van de 27 in het voorgaande jaar 24 vaartuigen, welke te ’sGravenhage te huis behooren, zijn 3 uitsluitend ten dienste van het fabriekwezen; 6 dienen als leggers voor den uitverkoop van brandstoffen en tot woning; nog enkele tot par ticulier gebruik. Het grootste getal is in handen van hier te huis behoorende kramersdiezoodra de jaarmarkten zijn afge- loopen, zich toeleggen op den handel in brandstoffen. Tot opheffing der klagten, in ons Verslag over 1867 vermeld, over de belemmeringen, die de vaart ondervindt: 1°. door den vorm der bruggen; 2°. door de demping en verondieping der grachten binnen de stad; 3°. door den ellendigen staat der bruggen tusschen Delft ’s Grave,nhage A. BINNENLANIJSCH.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1868 | | pagina 252