In 1868 werd havengeld geheven
1867 van
dus in 1868 van 2949
meer dan in het daaraan voorafgaande jaar.
Als oorzaken van deze vermeerdering worden aangegevenhet
herleven van den aanbouwde gunstige invloed van den droogen
zomer op den turf; de toenemende vaart op de Ruhr en de
van 37758 vaartuigen
34809 f)
4°. door het gemis aan eene geschikte ligplaats voor stoom
booten en vaartuigen
is, althans voor zoo ver ons bekend, ook in het afgeloopen
jaar niets gedaan.
Evenmin werd tot afschaffing van het zoo zwaar op de bin-
nenlandsche vaart drukkende, havengeld besloten. Alleen mogt
men op officieele wijze vernemen, dat deze belasting ook in
de oogen van het hoofd van ons Gemeentebestuur afkeurens-
waardig is.
„En als er” dus liet de Voorzitter zich uit in de Raads
vergadering van den 2 February 1869, toen de vraag werd
behandeld of eene belasting, die thans voor een deel de weelde
drukt, zou worden afgeschaft En als er dan eene belasting
moest worden afgeschaftdan zou eerder de havenbelasting te
pas komen, dan de tolheffing” (op de Scheveningsche straat-
wegen) die niemand drukt.
Wanneer men in aanmerking neemt, dat tolheffing, die ook
niet meer van dezen tijd is, nog verdediging vindt tegenover
de belasting op het gebruik der haven, dan geeft deze verkla
ring van het hoofd des Gemeentebestuurs eenigen grond voor de
hoop, dat de havenbelasting eerlang tot de geschiedenis zal
behooren.
n
n
n
Verslag der Zitting van den Gemeenteraad, 1869, bladz. 27.
f) In ons Verslag over 1867 werden slechts 33413 vaartuigen genoemd.
Dit waren de vaartuigen, belastbaar naar art. 2 lett, a der Verordening, re
gelende het bedrag en de grondslagen der belasting voor Havengeld, enz. Dat
cijfer is na hierboveneven als dat over 1868vermeerderd met het getal vaar
tuigen d.e, volgens art. 2, lett. d der aangehaalde verordening, tot verminderd
tarief binnenvaren.