C. INRIGTINGEN IN HET BELANG DER WERKLIEDEN.
waarin het lot van den handwerksman gestadig meer de aan
dacht tot zich trekt.
De Vereeniging tot bevordering van Ambachten onder de Is
raëlieten bleef voortgaan met de opleiding van jongelingen tot
verschillende vakken. Dit was in 1868 weder het geval met 23
jongelieden, en wel voor de volgende vakken: beeldhouwer 1,
behanger en stoffeerder 1, boekbinders 4, borstelmaker 1, kleer
makers 3letterzetter 1lithograaf 1schoenmakers 7, smid 1
timmerman 1verwers 2.
Even als vroeger werd aan die jongelingen godsdienstig en
maatschappelijk onderwijs ten koste der Vereeniging verstrekt.
Het bestuur heeft alle reden tot tevredenheid gehad over het
gedrag en de vorderingen der leerlingenmet uitzondering van
één, dien het verpligt was te ontslaan.
De Leesinrigting voor den Handwerks- en Ambachtsman ging
hoewrel langzaamvooruit. Het getal leden klom enin verhou
ding daarmede, ook het bedrag der contributiën.
De bibliotheekwaarvan een steeds toenemend gebruik wordt
gemaakt, onderging weder eenige uitbreiding door geschenken
van verschillende belangstellenden in deze inrigting. Dat toe
nemend gebruik heeft de aanstelling noodig gemaakt van een
persoon, die vier malen per week met de uitgave der boeken
is belast. De goede zorg, welke de leden voor de boeken dra
gen, verdient loffelijke vermelding.
De lessen in de Fransche en Engelsche talen en in het Ita-
liaansch boekhouden vonden vrij veel deelneming, die echter
wel eenigzins vermindert, zoodra de leerlingen bemerken, dat
het aanleeren niet zoo spoedig gaat als zij zich aanvankelijk
hadden voorgesteld.
De teekenles moet als geheel mislukt worden beschouwd;
hetgeen te meer te betreuren is, omdat nog zoovele handwerks
lieden behoefte hebben aan zuivering van den smaak, waartoe
de wezenlijk kostbare verzameling van modellen en teekeningen,
die de Vereeniging bezit, zoo ruimschoots de middelen aanbiedt.