De instellingen en inrigtingen van dien aard, alhier aanwe
zig, zijn even als in 1867:
de Afdeeling der Vereeniging ter bevordering van fabriek- en
handwerksnijverheid in Nederland, wier Hoofdbestuur insgelijks
hier is gevestigd;
de Vereeniging van en voor Nederlandsche Industriëelen;
het Departement der te Haarlem gevestigde Maatschappij
ter bevordering van Nijverheid.
en meer verheugen in het vertrouwen van den handwerksman
en den minvermogende hier ter stede. Het jaar 1868 leverde
daarvoor overvloedige bewijzen.
Het getal deelnemers klom toch in dat jaar tot 351zijnde
71 meer dan in 1867 en 54 meer dan het hoogste getal, dat
de Vereeniging vroeger (in 1866) bereikte.
De ter opsparing gestorte gelden beliepen 8408.75, zijnde
ƒ1333.95 meer dan in 1867. De vrijwillige bijdragen, ad 221.—,
waren 15.— minder dan in het vorige jaar.
De verkregen rente bedroeg 137.21of f' 15.974 meer dan
in 1867.
Dewijl verreweg de meeste inleggers hun geld in natura terug
verzochten, om zelf, naar eigen keuze en behoeften, in de
noodzakelijkste benoodigheden voor den winter te voorzien, heeft
de maatschappij zich niet met den aankoop van levensmiddelen
ingelaten; vooral na eenige moeijelijkhedéhin het vorig jaar
ondervonden bij den aankoop van het hoofdartikelaardappelen.
Het voorname doel der maatschappij de bevordering van
spaarzaamheid, tot dekking van de dringendste behoeften voor
den winter, werd in 1868 meer dan ooit bereikt.
In November 1868 werd, met eenigen bijslag in percentsge
wijze verhouding, uitgekeerd 8474.56; terwijl tusschentijds
was opgevraagd en zonder bijslag was uitgekeerd f 135.15, en
alzoo te zamen 8609.71.
D. INSTELLINGEN EN INRIGTINGEN IN HET BELANG DER
NIJVERHEID.