De Amsterdamsche 3-J pCt. obligatien rezen 3 pCt
De aandeelen in de Nederlandsche Handelmaatschappij onder
gingen in het afgeloopen jaar eene gevoelige daling die, in
Mei aangevangen geregeld doorging; zoodat dit fonds, op het
einde van 1868, ongeveer 10 pCt. lager genoteerd stond dan
het jaar te voren. Het zeer geringe dividend, de groote enga
gementen in Indie en het ten einde spoeden van het contract
met het Gouvernement droegen daartoe het hunne bij.
van meer nabij.
Onze Nationale fondsen herstelden zich gedeeltelijk van de
ondergane daling. De Integralen, op ultimo December 1867
a 521 pCt. genoteerd, golden op 31 December van het afge
loopen jaar 57 pCt. De 3 pCt. en 4 pCt. W. S. rezen onge
veer in dezelfde verhouding. Dit verblijdend verschijnsel verdient
te meer opmerking, in verband met de omstandigheid, dat alle
partijen het eens zijn over den ongunstigen toestand onzer
Indische bezittingen; dat aan de uitgaven voor ’slands verde
diging voortdurend schatten worden besteed; dat de amortisatie
nog niet op nieuw is aangevangen, maar dat integendeel eene
leening van 40 a f 50,000,000 tot voorziening in de behoeften
van ons spoorwegnet vermoedelijk kort aanstaande is.
Intusschen is het eene waarheid, dat de buitenlander ons
benijdt om den iinancieelen voorspoed, die ons in staat stelde
jaren achtereen zulke kolossale sommen te besteden aan onze
staatsspoorwegen, zonder dat het middel van geldleening be
hoefde te baat genomen te worden. Maar het is óók eene waar
heid dat de voltooijing van dit reusachtig geheel onze eigen
krachten te boven gaat; en dat elke nieuwe leening, wil ze
slagenonder voor den handel voordeeliger voorwaarden moet
worden aan de markt gebragtdan de oudeop welke zij dus
uit den aard der zaak, een nadeeligen invloed moet uitoefenen.
van het jaardat achter ons ligteen aanmerkelijken vooruitgang
aan. Bijna alle fondsen zijn gerezen waardoor, als natuurlijk
gevolg, het nationaal eigendom belangrijk is toegenomen.
Beschouwen wij eenige hoofdsoorten