XI.
In de 9 Vergaderingen, door de Kamer in het afgeloopen
jaar gehouden, werden de hierna volgende meest belangrijke
punten behandeld.
2". de vraag, die zich bij de behandeling der ontwerp ge
meente begrooting voor 1869 had voorgedaan: of eene verlaging
van het in deze gemeente bestaande tarief van waagregten van
gunstigen invloed zou kunnen zijn op het gebruik der waag.
Deze vraagin verband beschouwd met het bovenomschreven
voorstel, werd door ons toestemmend beantwoord bij missive
van 15 October 1868, n°. 35.
In het personeel der Kamer ontstond verandering, door dat
de Heer J. *W, van der Schooben, die bij de periodieke af
treding met 1 Januari} 1869 had verzocht, niet verder in aan
merking te komenwerd vervangen door den Heer C. J. Gaade.
3°. de stukken betreffende de verbetering van den waterweg
tusschen de Maas en ’s Gravenhage,en de aanvrage van het
Comité om eene geldelijke bijdrage, ook uit de gemeentekas,
tot gedeeltelijke voorziening in de kosten.
Behalve het gewone verhoor omtrent aanvragen om concessie
voor pakschuiten- en stoombootdienstenwerd het gevoelen der
Kamer door het bestuur dezer gemeente ingewonnen omtrent
de drie volgende punten:
1°. het voorstel van den Waagmeester om, even als te Delft
en Leijden is geschied, ook voor deze gemeente vast te stellen
eene verordening op den ijk en de keuring van het Botei-vaatwerk.
Bij onze missive van 30 Maart 1868 n°. 15 werd dit voorstel
met aandrang ondersteundop grond datgelijk reeds in ons
Verslag over 1867 was aangetoond, het gemis aan zoodanige
Verordening moest worden beschouwd als een der hoofdoorzaken
van den achteruitgang onzer eertijds zoo bloeijende botermarkt.
Inrigting en handelingen der Hamer.