N°. 21. ’s Gravenhage26 Mei 1868.
Zooals aan Uw Bestuur bekend is, zijn in 1855 door gecom
mitteerden uit onze beide collegiën onderhandelingen gevoerd,
omtrent de opbeuring der reeds destijds in kwijnenden toestand
verkeerende koornmarkt binnen deze gemeente. Het resultaat
van dat gehouden overleg is geweest een gemeenschappelijk
rapport aan het gemeentebestuur, waaromtrent in het Verslag
over 1855 van den toestand dezer gemeente, door Burgemeester
en Wethouders van ’s Gravenhage aan den Gemeenteraad uitge-
stand van de kom
doende kan wezen tijdens het badsaizoen, maar er zeker niet
op is ingerigt om er de gure winterdagen in door te brengen.
Zeer wenschen wij, dat het Gemeentebestuur, zich spiegelende
aan de welwillendheid ten deze door den Minister van Binnen-
landsche Zaken aan den dag gelegd, spoedig een voegzaam
lokaal in de kom van Scheveningen zal aanwijzen en inrigten
tot telegraafkantoor.
Bij ’t hier navolgend schrijven vestigde de Kamer de aan
dacht van het Bestuur der afdeeling ’s Gravenhage van de Hol-
landsche Maatschappij van Landbouw op het te niet gaan der
koornmarkt en den elk jaar duidelijker zigtbaren achteruitgang
der botermarkt binnen deze gemeente.
Reeds bij brief van 27 Mei 1868 Nn. 212 (6de afd.) gaf de
toenmalige Minister te kennen: dat Z. E. gaarne bereid was
om te Scheveningen voor goed een Rijks telegraafkantoor te
•vestigen; en dat met het Bestuur der gemeente ’s Gravenhage
onderhandelingen waren aangeknoopt over het beschikbaar stel
len van een voldoend lokaal.
Het vinden van een zoodanig lokaal schijnt grooter moeije-
lijkheden in te hebbendan oppervlakkig kan worden vermoed.
Althans en wij danken er den Minister van Binnenlandsche
Zaken voor aan de behoefte, die Scheveningen heeft aan
telegraphische gemeenschap is wel voldaan, door de tijdelijke
dienst ook na de sluiting van het badsaizoen te bestendigen;
maar zelfs gedurende de felle winterkoude moest die dienst
worden uitgeoefend in het houten lokaaltje dat, op verren af-
van Scheveningen geplaatst, misschien vol-