51
merkwaardig schoonen en langen zomer, leverde tamelijk
veel werkzaamheden op en was daardoor niet ongunstig
voor de armoede, die bovendien evenmin door heerschende
ziekten als door duurte der eerste levensmiddelen werd
gedrukt.
Wij veroorloven ons het verslag van het Burgerlijk arm
bestuur, hetwelk als Bijlage Y hierachter is gevoegd aan
te voeren als een bewijs voor de juistheid van ons be
weren hetwelk overigens door ieder zal worden toegestemd
die de verschillende vertakkingen van het armwezen met
naauwkeurigheid in haar onderling verband nagaat.
Bij eene vergelijking van den toestand met dien van
vroegere jaren blijkt, dat het armwezen zich, voor zoo veel
deze Gemeente betreft, op den weg van vooruitgang be
vindt en dat het, ook al vorderde het op dien weg nog
weinig, daarop vast genoeg staat, om zonder buitengewone
omstandigheden niet terug te treden.
Hoe kort dc vorenstaande beschouwing ook moge zijn,
hebben wij toch niet kunnen vermijden daarbij reeds gewag
te maken van de oorzaken van den niet ongunstigen toe
stand, waarin de Gemeente ten aanzien van het armwezen
verkeert. Die oorzaken zijn te zaraen te voegen in twee
woorden, nl. werkzaamheid en welvaart, die beide zeer
bevorderd werden door den langdurigen zomer, waardoor
het jaar 1868 zich kenmerkte.
Dat er desniettemin veel middelen tot leniging en ver
mindering der armoede werden aangewend, zal wel geen
betoog vorderen; wij behoeven daarvoor slechts te wijzen
op de groote opofferingen, die de Gemeente zich voor het
onderwijs getroost, op de pogingen die van verschillende
zijden tot hulpbetoon en ondersteuning, tot onderrigt en
beschaving worden aangewend op alles wat gedaan wordt
tot werkverschaffing in die gedeelten van het jaar, waarin
de arbeid voor sommige vakken geheel moet stilstaan.