’s Gravenhage <leti 28sten December 1868. De verordening, regelende den werkkring der Commissie van bijstand in liet beheer van het Gemeente-Badhuis te Schevenimjen schrijft voor, dat de Commissie jaarlijks verslag uitbrengt nopens den staat der Inrigting en den uitslag der exploitatie in het afgeloopen Badsaizoen. Aan dien last voldoende, heeft zij de eer aan den Gemeenteraad het volgende mede te deelen. De staat der inrigting is over het geheel genomen voldoende. In het gebouw van het Badhuis werden tegen den aanvang van het Badsaizoeneenige noodige veranderingen en herstellingen aangebragt, waardoor o. a. een weinig meer ruimte tot ontvangst van logeergasten en de herberging van het dienstpersoneel werd verkregen; en in het gewone onderhoud werd door de zorg der Commissie van Fabricagie behoorlijk voorzien. In de Badinrig- ting, vooral wat betreft de mannen-douche-badenwerden eenige verbeteringen ingevoerd ten gerieve der badgasten bij een druk bezoek; desniettemin had men somtijds moeite aan alle eischen te voldoen. Onder de verbeteringen, die voor deze baden nog zullen wor den aangebragt, behoort het maken van een reservoir voor zee water, waarvoor een post op de begroeting voor 1869 is uitge trokken. De gelijktijdige aankomst met openbare middelen van vervoer op bevoorregte tijdstippen, heeft bij een zeer levendig bezoek en den tot baden zoo zeer uitlokkenden zomer eveneens op het strand, niettegenstaande de talrijkheid der badkoetsen, enkele malen eenig oponthoud veroorzaakt, maar de geregelde bedie ning heeft daardoor niet geleden. De nieuwe, ruimere buffetten bij de stoepen op het terras, Bijlage K.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1868 | | pagina 85