IJsselstetn, Geneesheer-Directeurwiens betrekking aanvan kelijk werd waargenomen door den toenmaligen Hnlpgeneesheer van het Gesticht, den Heer Dr. C. J. Ermerins. Die waar neming eindigde den 15den Februarij 1868. Betuigden wij reeds in het vorig jaar onze bijzondere tevreden heid over de wijze waarop zij geschiedde, thans kunnen wij hierbij voegen, dat door den Gemeenteraad aan den Heer 'Ermerins een stoffelijk bewijs ook zijner tevredenheid werd toegekend. Ter vervanging van den Heer van IJssei.steyn benoemde de Gemeenteraad tot Geneesheer-Directeur van het Gasthuis, met ingang van den 15den Februarij 1868, en voor den tijd van 5 jaren, den Heer Dr. G. P. tan Tienhoven, practiserend Geneesheer te Tiet. Tot ons leedwezen dienen wij hier te vermelden, dat de Heer Dr. Ermerins slechts korten tijd zijne diensten aan het Gasthuis wijdde. Benoemd tot adsistent aan eene der klinieken te Amsterdam, bekwam hij den Isten Maart zijn gevraagd eervol ontslag als Hnlpgeneesheer. Die opengevallen betrekking bleef tot dusverre onvervuld. Met ingang ven den Isten Januarij 1868 werd aan den Huis- meester-Boekhouder van het Gasthuis, den Heer J. Brand, eervol ontslag verleend. Voor de vervulling dier betrekking had men het onraadzaam geacht den toenmaligen toestand te bestendigen, vooral omdat nog niet was voorzien in de betrekking van huishoudster, waar van de function voor een groot gedeelte door den Heer Brand werden waargenomen. Men was van meening, dat de be trekking van Huismeester-Boekhouder aan een gehuwd persoon moest worden opgedragen, wiens echtgenoote behoorde te ver vullen de werkzaamheden aan de betrekking van huishoudster verbonden, waarin dan tevens werd voorzien. Tot Huismeester-Boekhouder werd aldus benoemd de Heer W. J. Wisse, geëmployeerde ter directie der registratie en domeinen in Zuid-Hollandvoorloopig voor den tijd van zes maanden en met ingang van den Isten Februarij 1868, onder bepaling dat zijne vrouw hem in het huishoudelijk beheer zou

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1868 | | pagina 94