vakken van onderwijs na, naar de volgreeks van art. 16 der
verordening, dan bleken de vorderingen in:
a. Grieksche taal- en letterkunde weder meest opmerkens
waard: wij vonden daarbij de oude ervaring bevestigd, dat op
de eerste grondslagen alles aankomt, want de achterlijken in
de verschillende klassen waren juist zijdie door verzuim hier
of gebrekkige opleiding elders, de noodige vastheid en vaar
digheid in de kennis der taalvormen misten. Wij staan dus
geheel aan de zijde der twee voortreffelijke leeraarsdie steeds
op het belang dier grondbeginsels wijzen, en die zich geen
vrucht beloven van hun onderwijsals de naauwkeurige oefening
van deze verwaarloosd wordt. En toch konden wij niet onvoor
waardelijk gehoor geven aan hun advieswaar het de bevorde
ring der leerlingen gold. Misschien behoort het tot de schaduw
zijde van het vak-systeemdat ieder leeraar bij voorkeursoms
bij uitsluiting, let op zijn aandeel in het onderwijs; bijna ge
lijk vóór Baco Veeulamiüs de beoefenaars der wijsbegeerte
zich afsloten in hun eigen vak van wetenschap, met algeheele
miskenning van het begrip der oudheid, die den ouderlingen
band der menschelijke kennis ontdekt had. Kon dan het oor
deel der beide docenten in de Grieksche taal, zelfs waar zij
met treffende juistheid over de ontwikkeling der discipelen in
hun eigen leervak uitspraak deden, voor Curatoren beslissend
zijn Moesten zij de afwijkende meening der overige leeraars
voorbij zien? Niet letten op vatbaarheid, aanleg, inspanning,
vorderingen in andere opzigten? Vergeten, dat instelling en
programma om den wil der leerlingen zijn, en niet omgekeerd
dezen in een keurslijf van vooraf ontworpen bepalingen moeten
worden gekneld? Wij waren van een ander gevoelen. Terwijl
wij de keuze van auteurs, en de geschriften te behandelen,
aan het goedvinden der leeraars overlieten, omdat de lessen
door die vrijheid moeten winnen, hebben wij verlangd, dat
het plan van onderwijs voor de vierde klasse eenigennate ge
wijzigd wierd naar de krachten van hen, die daartoe zullen
behooren; geene toekomstige philologen, en allen van middel-
matigen aanleg. Het heeft ons moeite gekost dezen strijd vol
te houden, want zelfs de schijn moet vermeden worden, dat