's Gravenhage 5 Maart 1870. Na de uitvoerige memorie omtrent den toestand der Akademie ook betreffende de laatste maandenwelke de Raad van Bestuur de eer had, op 4 February jl. aan Burgemeester en Wethouders te doen toekomenzal dit jaarlijksch verslag van den staat der Akademie bijzonder beknopt kunnen wezen. Het nadeelig Saldo van de Begrooting over 1869—1870, de gemotiveerde aanvraag om een verhoogd subsidie, de oorzaken van den achteruitgang: dit alles is daarin, naar de bescheiden meening van den Raad, zoo helder uiteengezet, dat een her haling daarvan in dit relaas nutteloos wordt geacht. De toestand van het onderwijs in het algemeen is zeer vol doende; de meeste klassen worden druk bezocht en den ijver der leerlingen mag men bevredigend heeten. De belangstelling der Haagsche Jongelingschap in deze onmisbare inrigting blijft levendig, die der ingezetenen verslapt en neemt zelfs zoodanig af, dat men, gelijk genoemde brief immers aantoont, allengs van 234 tot 180 leden is gedaald. In den Raad van Bestuur hebben de volgende veranderingen plaats gegrepen. Op 1 September jl. moesten volgens de bepalingen van het reglement, de heeren Gevebs Deynoot, Bosboom en bes Tombes als bestuursleden aftreden, doch waren zij dadelijk weder ver kiesbaar. In eene daartoe gehouden Algemeene Vergadering van leden op 27 Augustus jl. werden genoemde bestuursleden met groote meerderheid herkozen, behalve de voorzitter Jhr. Mr. F. G. A. Gevebs Deynoot, die schriftelijk kennis had gegeven van zijn voornemen om zijne betrekking neder te leggen. Dit besluit werd met groot leedwezen vernomendaar het de Akademie een wakkeren voorzittervol ijver en geestkracht deed verliezen. Bijlag® Y.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1869 | | pagina 235