J
Bijlage Z.
’s Gravenhage, 18 Maart 1870.
Ter voldoening aan art. 36 der Verordening van 27 Augus
tus 1861, (Verz. n°. 191) heeft het Burgerlijk Armbestuur de
eer bij deze verslag uit te brengen omtrent zijne verrigtingen
over het afgeloopen dienstjaar 1869.
De opengevallen plaats van onder-Voorzitter ontstaan door
het overlijden van den heer Mr. H. Baron Coldot d’Escdrij
op 9 January 1869, werd, bij besluit van den heer Burge
meester van 15 Maart 1869, vervuld door den heer Wethouder
Mr. F. M. Baron van der Duijn.
Door de herbenoeming der Commissie, bij besluit van den
Gemeenteraad van 7 September 1869, en die van haren Voor
zitter en plaatsvervangend Voorzitter, naar aanleiding van de
artt. 2 en 3 der Verordening, bij besluit van den heer Burge
meester van den lOden dier maandwerd daarin geen verande
ring gebragt en bestaat deze alzoo uit de heeren:
Mr. J. P. Vaillant. (Weth.) Voorzitter.
F. N. de Charro.
Mr. C. A. van der Kemp. (Weth.)
Jhr. Mr. J. F. Schuurbeque Boeije.
Mr. W. Nierstrasz van Tienhoven.
In het ten vorigen jare uitgebragt verslag is medegedeeld,
dat een der armenopzigtersde heer W. J. Pauwels gedu
rende de laatste maanden van 1868, door eene ernstige onge
steldheid buiten staat was gesteld zijne betrekking waar te
nemen; thans heeft het armbestuur te berigten, dat deze amb
tenaar, die sedert 1 Januarij 1862 met veel ijver en naauw-
gezetheid bij het Burgerlijk Armbestuur werkzaam was, mede