de verpleegkosten over het
voor 46 verpleegden, wier
gevestigd wasdie kosten
Van de bovenvermelde 206 verpleegden waren 160 armlastig
in deze Gemeente en bedroegen
geheele jaar 8,762.014, terwijl
domicilie van onderstand elders
f 1,936.65 hebben beloopen.
Op uit. December 1869 werden op die wijze nog verpleegd
129 alhier en 30 elders armlastige personen.
Met opzigt tot de verpleging in de koloniën der Maatschappij
van Weldadigheid zij vermeld, dat ingevolge de in 1819 en
1821 gesloten contracten aldaar nog voor rekening van het
Burgerlijk Armbestuur gevestigd waren zes huisgezinnen, uit
makende 36 personenwaarvan drie gezinnen door hoogen
leeftijd niet meer in staat zijn om door arbied geheel in hunne
behoeften te voorzien en daarom eene toelage genieten, terwijl
de drie andere vrijboeren zijn, en alzoo geene kosten aan het
Armbestuur veroorzaken. Daarenboven werden nog voor zijne
rekening in die stichting verpleegd vijf bij hunne kinderen in
wonende bejaarde personen, alsmede zeven kinderen, waarvan
drie uit het Kindergesticht te Veenhuizen overgeplaatst. Voorts
zag het Armbestuur zich, op voorstel van Commissarissen der
Maatschappij verpligt, om behalve de toelagen aan den met
jonge kinderen belasten weduwnaar en de beide in het vorig
Verslag bedoelde huisgezinnen, toestemming te verleenen tot
het verstrekken van onderstand aan een aldaar op eene hoeve
van het Afdelingsbestuur te Amsterdam gevestigd, doch alhier
armlastige gezin eener weduwe met zes kinderen.
Ter zake van deze ondersteuning en bovenvermelde vestiging
en verpleging werd in 1869 aan de Maatschappij van Welda
digheid betaald 837.05, tegenover 689.58 in 1868.
Overgaande tot de mededeeling van hetgeen betrekking heeft
tot het door het Burgerlijk Armbestuur verleenen van genees
kundigen onderstandzij vooraf in herinnering gebragtdat de
heer P. C. van der Meuren, die op den 6den October 1823
voor de eerste maal als Stadschirurgyn werd aangesteld en in
die betrekking al dien tijd is werkzaam geweest, op den 26sten
Februarij 1869 is overleden.
In zijne plaats werd bij Raadsbesluit van den 31sten Maart