10
HOOFDSTUK IV.
5,349.50
door Gedeputeerde Staten afgesloten
der Wet van den 29sten Junij 1851
zijnde die over het dienstjaar 1869,
1,365,153.70
- 1,364,767.84“
Batig saldo 385.85“
Over 1870 werd weder even als in 1868 en 1869 een
Hoofdelijke omslag geheven van IJ- pCt. van het vermoe
delijk inkomen.
Die belasting bedroeg volgens de kohieren
in totaalf 205,267.62“
Als oninbaar werd daarvan afgeschreven - 11,722.89
De zuivere opbrengst was alzoo 193,544.73“
(Hiervan moet nog f 5756.45“ worden geind).
De hondenbelasting leverde over 1870
een bedrag op van
De Gemeente heeft dus aan eigen directe
belastingen geheven198,894.23“
Het overzigt van den Hoofdelijken omslag, in Bijlage M
gegeven, strekt zich uit over de jaren 1866 tot en met
Naar de laatste
Rekening (art. 221
(Staatsblad n°. 85),
bedragen
de ontvangstenf 1,320,855.84“
en de uitgaven- 1,232,808.10“
Die Rekening sluit dus met een saldo van 88,047.74
Verder wordt hierbij, wat het genoemd dienstjaar betreft,
verwezen naar de bijlagen K en L, houdende afzonderlijke
vermelding van den aard der ontvangsten en uitgaven.
Volgens de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde
Begroeting (art. 207) voor het dienstjaar 1871, is het
geraamd bedrag der
ontvangsten
en der uitgaven
Geldmiddelen.