zijn eervol ontslag ontstane vacature is echter onvervuld ge
laten terwijl de aan die betrekking verbonden werkzaamheden
aan de armenopzigters zijn opgedragen.
Met opzigt tot den toestand van het armwezen der Gemeente
in het algemeen meent het Burgerlijk Armbestuur te kunnen
verklaren, dat die ook in het afgeloopen jaar vrij gunstig mag
worden genoemd, niettegenstaande de vele ongunstige omstan
digheden, die zich in den loop van 1870 hebben voorgedaan.
De oorlog, die in het midden van den zomer uitbrak tusschen
twee magtige rijkenen ook hier stilstand van werk te weeg bragt
en de in het najaar zich openbarende pokken-epidemie deden
veel gebrek duchten, dat zich dan ook wel heeft vertoond,
maar waarin de bijzondere liefdadigheid krachtig heeft voorzien
zoodat de hulp van het Burgerlijk Armbestuur slechts betrek
kelijk zeldzaam is ingeroepen. Wanneer dit geschiedde, meende
het armbestuur met meer vrijgevigheid dan gewoonlijk te kunnen
handelen. Zoo zijn o. a. in de laatste maanden des jaars eenige
ondersteuningen in kleeding, ligging en dekking gedaan, ter te
gemoetkoming in het verlies, dat de vernietiging van besmette
voorwerpen had veroorzaakt.
Over den min of meer gunstigen invloed der invoering van
de wet van 1 Junij 1870, waarbij de armenwet werd gewijzigd
door geheele opheffing van het domicilie van onderstandis het
welligt nog te vroeg thans reeds een beslissend oordeel uit te
spreken. Toch bestaat er alle reden om te vertrouwen, dat
die opheffing voordeelig voor de administratie van het armbestuur
zal blijken te zijn. Immers het kan niet gezegd wordendat het
aantal aanvragen om onderstandnaar aanleiding daarvan in het
laatste halfjaar van 1870 is toegenomen; en het bijzonder toe
vloeien van zwervelingen hierheen heeft zich niet voorgedaan.
Na het gezegde, meent het Burgerlijk Armbestuur, naar den
gewonen vorm voor het verslag aangenomen, thans te kunnen
overgaan tot de volgende opgaven.
Blijkens de vaste lijst bedroeg het aantal bedeelden bij de
eerste uitdeeling in Januarij 1870, 410 alhier armlastige gezin
nen, uitmakende 873 personen, destijds gezamenlijk bedeeld met
242.15 in geld en 676 brooden ’s weeks, benevens 273portiën
I