De afdeeling „’sGravenhage" der vereeniging ter bevordering van fabriek- en handwerknijverheid in Nederland heeft zich ook in het afgeloopen jaar hoofdzakelijk onledig gehouden met de De leesinrigting voor den handwerks- en ambachtsman bleef ook in 1870 in vrij voldoenden staat voortwerken. In den winter van 18691870 werden een twaalftal voordragten op het gebied van natuur- en scheikunde zoowel als op dat van schoone letteren voor de leden gehouden; terwijl tevens gele genheid werd geopend om les te ontvangen in de Fransche en Engelsche taal en in het Italiaansch boekhouden. Die lessen werden in den regel door niet meer dan 12 leerlingen bijge- gewoond; terwijl de lessen in het teekenen, bij gebrek aan genoegzame deelneming, moesten worden gesloten. Zeer is het te betreurendat deze zoo goedkoope en doel matige inrigting, waar jeugdige werklieden des winters het vergetene kunnen herhalen of zich verder kunnen oefenen, nog zoo weinig op prijs wordt gesteld. In dezen tijd vooral is geen flink ambachtsman denkbaar, zonder eenige handigheid in het teekenen; en hoe gebrekkig het bij velen daarmede ge steld is, weet ieder patroon. Zal de leesinrigting zoowel in dit, als in andere opzigten werkelijk populair worden, dan behoeft zij den steun van de hoofden onzer werkplaatsen en van alle vereenigingen in ons midden, die zich beijveren handel en industrie te bevorderen. Tot heden echter is van dien steun zeer weinig gebleken. Het getal der gewone leden van de leesinrigting daalde in den zomer van 1870 tot een onbekend laag cijfer. De treurige tijdsomstandigheden, de oproeping onder de wapenen van al de ligtingen waren hiervan de hoofdoorzaak. Na October klom het cijfer der leden zeer; zoodat op ultimo December 1870 een ledental van 251 kon vermeld worden. Van de bibliotheek werd veel gebruik gemaakt; zij werd door eenige geschenken verrijkt. Ook de verzameling van teeken-modellen werd uit gebreid. hunne vorderingen gaven over het algemeen reden tot tevre denheid.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1870 | | pagina 273