Aan de Tweede Kamer der Stalen-Generaal.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken te ’s Gravenhage
heeft met belangstelling kennis genomen van het adres, onder
dagteekening van den 6den November 1870 aan Uwe Vergade
ring ingediend door den Heer M. H. Jansen, gepensioneerd
Kapitein ter Zee te Delft, verzoekende dat van Rijkswege
ondersteuning worde verleend aan eene stoomvaart op Amerika
en van de betuiging van adhaësie aan dat adres van het Ge
westelijk bestuur van Zeeland, de Twenlsche Vereeniging tol,
bevordering van Nijverheid en Handel, de Kamers van Koop
handel en Fabrieken te Vlissingen Zierikzee enz.
Zij acht dit onderwerp van zóó overwegend belang voor den
handel en de nijverheid van Nederlanddat zij reeds in het
vorig jaar heeft medegewerkt aan het tot stand brengen van
een comité hier ter stede, ’t welk de verwezenlijking van het
denkbeeld, door den Heer Jansen neêrgelegd in zijne bekende
brochureEene brug over den Oceaan zou helpen bevorde
ren; en dat zij gaarne zal voortgaan met het ondersteunen van
elke poging die deze gewigtige kwestie een stap nader tot hare
oplossing kan brengen.
Zij doet dit te eerder, nu het gebleken is, dat de proeven
tot oprigting eener Nationale Stoomvaartmaatschappij zijn afge
stuit op het gemis aan medewerking door den Staat, eene
medewerking, die aan ondernemingen van dergelijken omvang
in vele andere Rijkenja zelfs in onze Overzeesche bezittingen
zoo ruimschoots ten deel valt. Zij doet dit thans vooral, nu
de Heer Jansen, met voorbijzien van persoonlijk belang, de
ondersteuning van den Staat heeft ingeroepen; ten einde het,
voor wie ook, mogelijk te maken nog in 1872 „eene duurzame
brug over den Oceaan te slaan”.
Door deze belangelooze handelwijze toch van den man, wien
de eer van het initiatief in deze toekomt, en die zich daar-
komen eener stoomvaart op Amerika te verzekeren, op zooda
nige grondslagen als, naar hare meening, het meest met de
belangen van den Staat en die der op te rigten dienst over
eenkomen.