Aldus vastgesteld door de Kamer van Koophandel en Fa
brieken te ’s Graven/iageden 21sten Maart 1871.
J. B. Maxwils, Voorzitter.
v. d. Velde Az.Secretaris.
Van wege het ’s Gravenhaagsche Departement der Maatschappij
tot bevordering van Nijverheid werd gevraagdof en zoo ja
welke bezwaren er bij de Kamer bestonden tegen de tractaten
tusschen Nederland, frankrijk en Engeland, ten einde die, bij
gelegenheid van de herziening dier tractatendoor ons Gouver
nement zouden kunnen worden te berde gebragt.
Onder dagteekening van 11 January 1870, nn. 7, werd te
kennen gegeven:
ten aanzien van Frankrijk
dat onze Regering behoorde aan te dringen op doorgaande
verlaging der inkomende regten, inzonderheid op den gezouten
en gerookten visch; omdat, vooral voor zoute visch, het de-
bouché in het buitenland niet zoo ruim is als voor den haring;
ten aanzien van Engeland:
dat het wenschelijk is dat, zoowel daar als in Nederland
worde besloten tot intrekking der offieiëele merkenbij het
branden van haringfusten in gebruik.
Nederlandsche Industrieel, om het verslag van de handelingen
der Kamer, voor zoover het daarvoor geschikt is, openbaar te
maken.