r
46
als op die voor meer uitgebreid lager ouderwijs geheven
worden.
Ten aanzien van den staat der schoollocaleu en onder-
wijzerswoningen valt niets bijzonders op te merkende
schoolgebouwen zijn allen betrekkelijk voldoende, maar de
nieuwe munten in ruimte en geschiktheid uit boven de
vroeger gebouwde en daaraan kan niet geheel worden
tegemoet gekomen; zooveel mogelijk wordt evenwel voor
zien in de bestaande gebreken en wij hebben de overtui
ging, dat die gebreken evenmin nadeelig zijn voor het
onderwijs als voor de gezondheid der kinderen.
Geen aanbouw en vernieuwing van schoollocaleu had
gedurende den loop van het jaar plaats, maar de Raad
heeft bij het opmaken der begrooting voor 1871 besloten,
in dat jaar een negende armenschool te doen bouwen, ten
einde alle kinderen te kunnen plaatsendie voor het onder
wijs op die scholen in aanmerking komen.
Ten vervolge op het vorig Verslag strekke de herinne
ring, dat het voorstel tot oprigting eener meisjesschool
voor meer uitgebreid lager onderwijs van wege de Gemeente
in de Raadszitting van 12 Julij 1870 onaannemelijk werd
geacht. De daarbij gebleken stemming van den Raad heeft
ons de vrijheid benomen, op dat onderwerp vooralsnog
terug te komen.
Met genoegen zal de Raad uit het verslag der Plaatse
lijke Schoolcommissie hebben geziendat de normaalklasse
voor het vrouwelijk personeel niet alleen veel bijval vindt,
maar ook reeds gunstige uitkomsten heeft opgeleverd. De
geringe bijdragedie daaraan ten koste werd gelegdmag
dus als wel besteed worden beschouwd.
De kosten van het onderwijs (art. 32 der Wet van den
laden Augustus 1857, Staatsblad nu. 103), zijn zamenge-
steld als volgt: