5 Ten gevolge van het Raadsbesluit van 29 Augustus 1871 waarbij de Heer Dr. Hendrik de Jong wegens zijne be trekking als Gemeente-geneesheer niet als Raadslid werd toegelaten, heeft het Collegie van Gedeputeerde Staten van Zuidholland, bij besluit van 12 September 1871, die toelating bevolen, tegen welke uitspraak de Raad bij den Koning in hooger beroep is gekomen. Bij Zijner Majesteits besluit van 9 December 1871, n°. 21, is verklaard, dat de Heer de Jong teregt niet werd toegelaten als Lid van den Gemeenteraad, en dien ten ge volge heeft in 1872 eene nieuwe verkiezing plaats gehad. Tegen de kiezerslijsten werden binnen den gestelden tijd bezwaarschriften ingebragt door de Heeren J. Schmal en A. R. Happel. De bezwaren dier beide Heeren werden onderzocht en gegrond bevonden, zoodat de Raad bij zijne besluiten van 28 Maart en 3 April 1872 hunne namen heeft gebragt op de lijst van bevoegden tot het kiezen van Leden van den Gemeenteraad. De verkiezingen hebben geen aanleiding gegeven tot het doen van vragen of het nemen van beslissingen. Het verdient evenwel vermelding, dat op ons verzoek den Raad door den Koning magtiging is verleend tot het be noemen van onderbureauxom het bureau van stemopne ming bij de verkiezing van Gemeenteraadsleden in het openen der stembriefjes behulpzaam te zijn. Die magti ging, verleend 17 Julij 1871, kwam niet tijdig genoeg inom nog te kunnen dienen voor de verkiezing op 18 en 19 Julij, maar bij eene volgende aftreding van Gemeente raadsleden kan daarvan gebruik worden gemaakt.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1871 | | pagina 11