aan
van het Nederlandsch Schoolverbond trachtte den lust tot een
langdurig schoolbezoek aan te wakkeren door eene uitdeeling
van kleine geschenken in de maand Junij 11. aan voormalige
scholierendie blijken aflegdendat zij twee jaren na het
verlaten der school het daar geleerde nog niet hadden vergeten.
De aandacht der Schoolcommissie is evenzeer op de beide aan
geduide kwalen gevestigd: zij behoudt zich voor, om U in een
volgend jaarverslag met den omvang en de gevolgen daarvan
meer naauwkeurig bekend te maken.
De Schoolcommissie meent verder haar verslag te mogen
indeelen naar de volgorde van de artikelen der wet.
Art. 4. De schoollokalen voldeden over het algemeen
de eischen, welke er billijkerwijze aan mogten worden gesteld.
De districts-schoolopziener heeft geene daarvan voor de gezond
heid schadelijkof van onvoldoende ruimte voor het getal
schoolgaande kinderen verklaard.
Art. 5. Het onderwijzend personeel bestond op 31 December
1871 uit 59 hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen, ge
plaatst aan het hoofd van scholenverder uit 204 hoofd-
hulp- en huisonderwijzers en onderwijzeressen en 110 kweeke-
lingenop die scholen werkzaam. Hunne namenwerkkring
en inkomsten worden aangeduid op den hiernevens gaanden
staat lett. B.
Art. 6. In 1871 werd bij een zelfde Koninklijk besluit van
24 November, n°. 21, vergunning, om hier te lande onderwijs
te geven, verleend aan: Mejufvrouw M. F. Brine van Kidder
minster (Engeland)Mevrouw de Vicomtesse de Planta de
Wildenberg, geb. de Römer Sijmons, van Londen; den heer
C. M. I. H. Vicomte de Planta de Wildenberg, van
Monlélimar (Frankrijk)allen verblijf houdende in deze Gemeente.
Art. 12. Ook in het afgeloopen jaar werden de door het
Gemeentebestuur ingerigte normaallessen aan hulponderwijzers,
hulponderwijzeressen en kweekelingen door de hoofdonderwijzers
met lust en ijver gegeven. De klasse voor vrouwelijke kweeke
lingen en hulponderwijzeressen leverde bij voortduring gunstige
uitkomsten op. De daaromtrent ingekomen berigten spreken