Staat van de geldmiddelen der school.
onderwijs op de Fagot was niet mogelijk wegens gemis van
een geschikt onderwijzer hier ter stede. Ook moest over de
keuze in overleg getreden worden met het Gemeentebestuur
van ’s Gravenhagedaar ook de plaats van den heer Zeiler
als eerste Fagottist in het stedelijke orchest vervuld moest
■wordenen alleen door combinatie der beide betrekkingen aan
een geschikt persoon een behoorlijk inkomen verzekerd kon
worden. Beider keuze zich vereenigd hebbende op den heer
J. D. Henriquer de la Fuente, mede voormalig kweekeling
onzer school en laatstelijk te Amsterdam gevestigd, is deze in
de maand Junij op onze voordragt door üwe Excellentie als
onderwijzer voor de Fagot bij de Muzijkschool aangesteldwelke
betrekking hij met den aanvang van het nieuwe schooljaar
aanvaard heeft.
Voorts zijn de heeren D. M. H. Bolten en J. E. Zurhaar,
die gedurende meer dan een jaar als tijdelijke onderwijzers
respectivelijk voor Trompet en Bazuin gefungeerd en voldoende
blijken van geschiktheid gegeven haddendoor üwe Excellentie
bij beschikking van 5 November jl. tot vaste onderwijzers voor
genoemde instrumenten bevorderd.
Blijkens de reeds vroeger aan Uwe Excellentie ingezonden
en door haar goedgekeurde rekeningen, hebben de inkomsten
der school in 1871buiten de gewone subsidiën van het Rijk
de Provincie en de Gemeente, ad f 7200.— en buiten de ren
ten der reserve voor buitengewone uitgaven ad f 190.57, be
dragen aan contribution der leerlingen 4582.en aan provenu
van den verkoop van oude piano’s 60.
De uitgaven hebben bedragen voor bezoldigingen f 10,663.78
voor muzijk en instrumenten 270.27, voor verwarming en
schoonhouden der localen 494.17, voor meubilair 29.05 en
voor diversen 311.93.
De renten van het kapitaal, ten name van het pensioenfonds
der onderwijzers, bedroegen in 1871 eene som van 2218.75.
Na aftrek der daaruit aan zes regthebbenden betaalde pen-