Bijlage AA.
’s Gravenhage, 4 December 1871.
den prijs gereed maakte, en dus
een onderwijzer minder dringend
Bij den aanvang van het nieuwe Akademiejaar heeft de Raad
van Bestuur de eer UEd. Achtbaren wederom een beknopt over-
zigt aan te bieden van al hetgeen deze inrigting gedurende
den jongsten cursus weervaren is. Moge dit tijdvak in de jaar
boeken der Akademie zich door geene belangrijke gebeurtenis
of hervorming kenmerken de Raad mag er zich echter in ver
heugen, dat aan het onderwijs dezer instelling in die tijdruimte
meer dan eenmaal openlijk hulde is gebragt.
De staat van het onderwijs heeft in den afgeloopen cursus
ruimschoots stof tot tevredenheid opgeleverd.
Het groot aantal leerlingendat elk jaar toestroomt om de
Akademielessen bij te wonentoont genoegzaam aandat de
belangstelling en ijver van die zijde levendig blijft.
In het afgeloopen jaar heeft in den Raad van Bestuur geene
verandering plaats gegrepen. Wel moesten volgens alinea 5
van art. 2 van het reglement de heeren Jhr. Mr. de Jonge,
Mouthaan, Mulken, Noordendorp en Mr. Vosmaer met
1 October jl. aftreden, doch op de algemeene vergadering van
1 September jl. werden deze raadsleden allen herkozen, en
lieten zij zich deze herbenoeming welgevallen.
In het personeel der onderwijzers had men in Januarij van
dit jaar het overlijden te betreuren van den heer Eschavzieu,
onderwijzer in de klasse ornament. Sedert October 1868 aan de
Akademie verbondenhad hij van zijn ijver en welwillendheid
steeds doen blijken. Daar men zich toen in de klasse ornament
juist voor het teekenen naar
de onmiddelijke behoefte aan