r
n
n
15 gezinnen,
13
2
1
het Burgerlijk Armbestuur meent daaromtrent geen minder gun
stige verklaring dan vroeger te mogen afleggen.
Het aantal bedeelden bleef, niettegenstaande de ongunstige
omstandigheden, tengevolge van het langdurig heerschen eener
hevige pokken-epidemie en een vrij strengen en aanhoudenden
winter, ook nu weder belangrijk beneden de cijfers van vorige
jaren. Daartoe kan geacht worden in de eerste plaats te hebben
medegewerkt, het in werking treden der wet van den lsten
Junij 1870, daar het Armbestuur zich ontheven zag van de
ondersteuning, voor zijne rekening, van een groot aantal elders
wonende bedeelden, terwijl anderzijds onderscheidene behoef-
tigen, die vroeger elders armlastig waren en sedert den 15den
Julij 1870 geheel ten zijnen laste waren gekomen, door ver
schillende kerkelijke armbesturen in onderstand werden over
genomen als door
het Nederduitseh Hervormd
het Koomsch Catholijk Parochiaal
het Evang. Luthersch
en het R. C. Par. Armb. te Scheveningen
terwijl in het algemeen de aanvragen om onderstand, en het
zich naar deze Gemeente verplaatsen van elders wonende be-
hoeftigen, niet kunnen gezegd worden sedert dat tijdstip te zijn
toegenomen.
In verband met het bovenvermelde vestigt het Burgerlijk
Armbestuur, naar den genomen vorm voor het verslag aange
nomen, de aandacht op de navolgende bijzonderheden:
De vaste lijst der bedeelden wees bij de eerste uitdeeling
in Januarij 1871 een cijfer aan van 463 gezinnen, uitmakende
1055 personen, destijds gezamenlijk bedeeld met ƒ291,15 in
geld en 722 brooden ’s weeks, benevens 264 portiën spijs daags:
eene geldswaarde vertegenwoordigende van 117.581 ’s weeks,
terwijl bij omslag de onderstand voor ieder gezin ongeveer
ƒ1.031 *s weeks bedroeg, en het aantal bedeelde gezinnen, in
vergelijking met dat op hetzelfde tijdstip des vorigen jaars,
eene vermindering aangeeft van 27.
In het wintersaizoen hadden naar gewoonte tevens verstrek
kingen plaats van hemden, dekens, stroo en stroozakken; uit-