waarvan een ontslagen, als in staat om zelf in zijn onderhoud
te voorzien.
Tevens zag het Armbestuur zich, op voorstel van Commis
sarissen der Maatschappijverpligtom de toelage ten behoeve
der vier in vorige verslagen genoemde personen voort te zetten,
welke ondersteuningen echter bij mindere invaliditeit der ouders
of meerdere werkvatbaarheid der tot het gezin behoorende kin
deren, van tijd tot tijd verminderd worden.
De in het vorige verslag bedoelde vrijwillig verpleegde in
een der Bedelaarsgestichten bleef gedurende het geheele jaar
1871 daarin gevestigdom redenen vroeger vermeld.
Ter zake van deze ondersteuning en verpleging werd in 1871
aan de Maatschappij van Weldadigheid betaald ƒ1,013.254
tegenover ƒ1,194.93 in 1870, en aan het Rijk ƒ130.
Tot de mededeeling overgaande van hetgeen betrekking heeft
tot het verleenen van geneeskundigen onderstand, brengt het
Burgerlijk Armbestuur in herinnering, dat, ter vervulling der
vacature van Gemeente-, Genees-, Heel- en Verloskundige te
Scheveningendoor het overlijden van den heer J. Spille ont
staan, bij Raadsbesluit van den 7den February 1871 de heer
Dr. J. van der Mandele, tot Gemeente-arts aldaar, werd
benoemd, welke benoeming is voorafgegaan door eene wijziging
bij Raadsbesluit van den 31sten January bevorens van de ver
ordening van den 12den November 1861 n°. 193, waardoor die
verordening werd in overeenstemming gebragt met de wet
regelende de uitoefening der Geneeskunde van den Isten Junij
1865, (Stbl. 160). Aan hem werd ook de levering van ge
neesmiddelen aldaar opgedragen.
Eene herbenoeming van zes heeren Gemeente-Genees- en drie
heeren Gemeente-Heelkundigenwier diensttijd met den 31sten
December 1871 eindigde, had, bij continuatie, plaats in de
Raadsvergadering van den 19den December bevorens.
Met opzigt tot de verdere bijzonderheden, betreffende de
verstrekking van dezen onderstand, vestigt het Burgerlijk Arm
bestuur de aandacht op den hiervolgenden staat.